Noodzakelijk bestaan

Tegenwerping (Almacht strijdt met noodzaak):
God is een almachtig wezen dat noodzakelijk bestaat. Welnu, noodzaak strijdt met almacht: als Gods bestaan noodzakelijk is dan heeft hij dus geen keuze, geen vrijheid, geen macht om niet te bestaan. En als God die macht wel heeft is zijn bestaan niet noodzakelijk, dan is zijn niet-bestaan mogelijk.
Antwoord:
Deze schijnbare tegenstelling berust op het niet onderscheiden van twee niveaus. Van boven gezien (ontisch) is God contingent — hij bestaat enkel uit vrije keuze. Hij heeft echter (uit vrije keuze) onze wereld zó gemaakt dat zij niet zonder transcendente geest kan bestaan, waardoor God voor onze wereld (economisch) noodzakelijk is.

((Te doen.))

De begripsverwarring rond „noodzaak” ophelderen. Iets is noodzakelijk voor iets anders, of volgt noodzakelijk uit iets anders. Het is de vraag of het absolute gebruik van „noodzaak” betekenis heeft. God kan niet niet bestaan op dezelfde wijze waarop ik niet niet kan bestaan — als ik niet bestond zou ik die conclusie niet trekken. Evenzo zou ik, als God niet bestond, ook niet bestaan, en dus die conclusie niet kunnen trekken. Slechts doordat God bestaat kan iemand de conclusie trekken dat Hij niet bestaat.

Als er een noodzakelijke grond van ons bestaan is, welke aard heeft die grond dan? Dat kunnen wij uitvinden door te kijken naar mogelijke werelden. Slechts prieure eigenschappen kunnen noodzakelijk zijn, dus een noodzakelijke entiteit heeft geen posterieure eigenschappen. De transcendente geest kan dus ook op die grond al niet meervoudig of slecht zijn.

(Dit neemt aan dat de eigenschappen van de transcendente geest in alle mogelijke werelden gelijk zijn, en roept de vraag op naar identiteit over mogelijke werelden. Ook hangt het af van de werelden die mogelijk zijn. Ik ben noodzakelijk voor mijn droomwerelden, maar heb niet enkel prieure eigenschappen, en kan zoals ik ben in slechts een beperkte klasse van werelden bestaan.)

Als een contingente zaak volledig afhangt van een noodzakelijke zaak heeft die laatste vrije wil. Als God geen vrije wil had, zou het heelal, als het bestond, noodzakelijk bestaan.

Noodzakelijkheid is een dubbelzinnig begrip — bijna altijd wordt relatieve noodzaak bedoeld: God is noodzakelijk voor de wereld, dus gegeven de wereld is het niet mogelijk dat God niet zou bestaan. Het lijkt echter onjuist dat de lege wereld, het complete niets, zelfstrijdig zou zijn, al was het maar omdat zelfstrijdigheid het bestaan van logica veronderstelt. Zelfstrijdigheid is posterieur aan coherentie. In absolute zin lijkt derhalve noch God, noch logica noodzakelijk. De bereikbaarheids­relatie in de mogelijke-wereldsemantiek implementeert voorwaardelijkheid, waaronder voorwaardelijke noodzaak.

Voorwaardelijke noodzaak op een aparte pagina abstracter behandelen — misschien onder modale logica? Het is ook hier en hier relevant.

Is contingentie prieur aan noodzaak? Waarschijnlijk wel, want noodzaak vergt een beperking.