Noncognitivisme

Het theologisch noncognitivisme stelt dat het Godsbegrip zinledig, want ondefinieerbaar is: we kunnen het begrip „God” niet omschrijven in termen die voor ons betekenis hebben.

Tegenwerping (Noncognitivisme):
Als God bestaat moet hij primaire eigenschappen hebben — maar wij kunnen Gods primaire eigenschappen nooit kennen, omdat die ons te boven gaan! Derhalve kunnen wij God niet kennen, of zelfs van zijn bestaan weten.
Antwoord:
Dat is ontisch waar. Wij kunnen van God slechts economisch weten, en hem slechts kennen inzoverre hij zich door ingressie aan ons bekend heeft gemaakt.
((Dit uitwerken: de term „God” heeft ontisch geen definiens, geen patroon dat al dan niet kan matchen met iets bestaands (zoals „eenhoorn”, of zelfs „onbewijsbare ware stelling” dat wel heeft). God is dan ook geen existent, geen zijnde, behalve in zoverre als Hij ingredieert.))
Ook de medemens kennen we ontisch niet: we kennen de qualia die hij oproept, en kunnen naar analogie met onszelf iets vermoeden over de binnenkant — maar de ene mens is de andere niet. Van een boom kennen we enkel de qualia, en toch is een boom meer dan een ding dat boomqualia oproept: een computer die onze hersenen „boomachtig” zou prikkelen is nog geen boom. Toch zullen we niet zeggen dat het begrip „boom” zinledig is. ((Verwijzen naar Dinge an sich.))
Doordat God in de gelovige leeft is „God” zowat het enige begrip naast „ik” en qualia dat gekend kan worden door de mens. Daar kan dan middels een analoge definitie naar verwezen worden met de term „God”.
Tegenwerping (God onkenbaar):
Als er al een God zou bestaan zou die oneindig en „gans anders” zijn. Wij zouden hem niet kunnen kennen of zelfs maar over hem praten, want onze eindige concepten zijn op hem niet van toepassing.
Antwoord:
Eerst even dit: Als over God geen uitpraken kunnen worden gedaan is Godswetenschap, niet Godskennis onmogelijk, en dat zijn twee heel verschillende zaken.
Ofwel die tegenwerping is betekenisloos, in welk geval het geen tegenwerping is, ofwel ze heeft betekenis, in welk geval de concepten „bestaan”, „oneindigheid”, „gans andersheid”, „onkenbaarheid”, „onbespreekbaarheid” en „ontoepasselijkheid van eindige concepten” op die God van toepassing zijn, en de tegenwerping dus onwaar is. En om het woord „God” betekenis te laten hebben geldt hetzelfde voor „transcendentie”, „geest”, en wellicht nog andere concepten. (Alvin Plantinga)
Maar het zal zeker waar zijn dat allerlei eigenschappen van God door ons onbenoembaar zijn. De Scholastiek heeft daartoe de via negativa of via negationis ontwikkeld. De scholastische stelling is dat tenzij een wezen immanent is, wij er niets positiefs over kunnen zeggen, en we ons dus moeten beperken tot apofase, ontkennende uitspraken: God is niet zus, God is niet zo. (Daarnaast werd de via analogica ontwikkeld.)
Tegenwerping (God weerlegd):
Als er een God was zouden we daar niets over kunnen zeggen. Dat we dat, zoals hierboven aangetoond, wel kunnen betekent derhalve dat die God er dus niet is.
Antwoord:
Hierboven werd aangetoond dat het concept „God” al uitspraken toelaat, los van of er iets aan dat concept voldoet of niet. Uitspraken gaan altijd over concepten, dus claimen dat er niets voldoet aan het concept „God” lost het probleem niet op.

((Te doen.))

„De boom is groen” zou contingent zijn; „citroensmaak is groen” noodzakelijk onwaar, en „mijn ziel is groen” betekenisloos — maar als we weten dat zielen niet zichtbaar zijn weten we ook dat ze, net als smaken, niet groen zijn. Dat bomen wel zichtbaar kunnen zijn valt niet uit primaire eigenschappen af te leiden, want bij doorvragen blijken we die niet te kennen: we komen slechts uit op regelmatigheden die zo sterk zijn dat we die als wetenschap onderwijzen. Het begrip „primaire eigenschap” is veeleer zinledig.

Veel noncognitivistische argumenten bestrijden de idee dat een immante god definieerbaar zou zijn: „is er iets dat aan deze definitie voldoet”. Of immanente goden (hoe ook gedefinieerd) bestaan is van geen belang voor de waarheid van het transcendentisme, en de transcendente geest „bestaat” niet in die zin van het woord.

De Christelijke claim is dat God gekend kan worden, niet dat zijn aard geweten kan worden.