Godꜛ
In een transcendente wereld is het bestaan van God nagenoeg tautologisch. De vormen van transcendentie die geen God erkennen blijken niet houdbaar.
- Tegenwerping (God paradoxaalꜛ):
- Doordat hij boven de tijd staat kan een transcendente geest paradoxaalꜛ handelen, bij voorbeeld tijdreisparadoxen vormen. Hij moet dus steeds oppassen dat niet te doen, en daarmee is hij niet vrij en almachtig.
- Antwoord:
- Neen, God is volkomen vrij, en kan iedere paradox doen ontstaan die Hij wil. Hij had ook een wereld kunnen scheppen waarin dergelijke constellaties geen paradoxen zijn — zeg, een wereld met andere logische en natuurkundige regels. Hij heeft echter voor deze wereld gekozen, en is als algoede God consequent — net zoals Hij geen zinloos kwaad zal doen zal Hij geen zinloze contradicties scheppen.
((Te doen.))
In de transcendente geest vallen essentieꜛ (wezenꜛ en existentieꜛ (bestaanꜛ) samen, want die geest is de gedachte die onze wereld vormt, en dus tot aanzijn roept. Hij is de onderhoudende oorzaakꜛ van alles wat bestaat.
Evenzo is hij alwetendheidꜛ en waarheidꜛ, want waar is iedere gedachte die overeenkomt met de werkelijkheid, en hij is de volledige gedachte aan die werkelijkheid, waarin iedere ware gedachte deelt (omdat hij ook onze gedachten denkt). Hij is alomtegenwoordig, omdat hij die werkelijkheid is: wat niet door hem gedacht wordt bestaat ook niet. ((Oppassen dat die geest niet gezien wordt als die gedachte hebbende — hij is die gedachte. Dat wij als dromer meer dan geest, droomdenker, zijn is irrelevant, en valt buiten de analogie.
Hij is ook onveranderlijk. Hiervoor zijn twee argumenten: ten eerste is de wereld voor hem B-tijd, een vierdimensionale totaliteit; en ten tweede is hij als oneindig wezen de onbewogen bewegerꜛ: hij wijzigt wel maar verandert niet. Ik kan pepernoten uitdelen uit een zak met oneindig veel pepernoten zonder dat de inhoud van die zak verandert. Een oneindig zware biljartbal kan een eindig zware een impuls geven zonder zelf beïnvloed te worden.
((Ergens te doen.))
De vraag naar oorzaak of reden van God veronderstelt dat onze wereldwetten, zoals die van voldoende grond, ook op het hogere niveau gelden. Op het hoogste niveau kunnen die volgens onze regels echter niet gelden, want dat zou betekenen dat er nog een hoger niveau is dat die regels oplegt. Volgens de regels op ons niveau kan een oneindige regressie ook niet, maar in beide gevallen is de vraag of die regels toepasbaar zijn.
Gods aard. Als goedheidꜛ Gods natuur is, is Hij dan beperkt tot goed doen? Wij kunnen dingen doen die tegen onze natuur in gaan (spruitjes eten) — dat is een deel van onze vrijheid. Voor God gaat Zijn natuur niet vooruit aan Zijn kiezen: Zijn natuur is Zijn kiezen. Hij is volkomen vrij, maar kiest er in die vrijheid voor goed te zijn.
Onze natuur is complementair aan ons handelen: onze natuur richt ons handelen, en ons handelen vormt onze natuur (voorbeeld: verharden van ons hart) — zo is ons schepsel-zijn: wij handelen al dan niet naar onze aard (zie Genesis 1:11-12, Genesis 1:21, Genesis 1:24-25). Voor God vallen die twee samen, en een volkomen wilsbesluit goed te zijn laat Hem goed zijn, zoals wij na zo'n wilsbesluit in de hemel goed kunnen zijn.