Transcendentismeꜛ
Volgens het transcendentisme (niet te verwarren met het transcendentalisme) is er een eenheid van hogere orde waar de veelheid van ons universum van afhangt.
„We are such stuff as dreams are made on, and our little lives are rounded with a sleep.” — William Shakespeareꜛ, The Tempestꜛ IVe acte, scene 1, regel 1887-1888.
- Tegenwerping (Transcendentisme empirisch niet vast te stellenꜛ):
- Het bestaan van een transcendente geest boven onze wereld is pure speculatie — er is geen sprankje empirisch bewijs voor.
- Antwoord:
- Dat is onjuist — de quantummechanica biedt een sterke abductieve aanwijzing dat onze wereld inderdaad gedroomd wordt.
- Als een wereld gedroomd wordt, en de dromer niet geheel specifiek is in alle details, zal er vaagheid optreden. In een wereld met onze soort natuurkunde neemt zulke vaagheid de vorm aan van een Schrödingervergelijking — een vorm die anderszins moeilijk verklaarbaar is. Als de dromer in alle opzichten compleet onbeslist blijft leidt dit tot de veelwereldeninterpretatie van de quantenmechanica.
- Verder is er een statistisch argument.
- Het feit dat wij kunnen dromen maakt de transcendente relatie tussen God en ons niet enkel begrijpelijker (analogie), maar ook aannemelijker („meer van hetzelfde”). Welnu: de transcendentieboom waar wij deel van uitmaken bevat een immens aantal werelden. Hoe groot is de waarschijnlijkheid a priori dat onze leefwereld de wortel zou zijn?
- Als een wereld gedroomd wordt, en de dromer niet geheel specifiek is in alle details, zal er vaagheid optreden. In een wereld met onze soort natuurkunde neemt zulke vaagheid de vorm aan van een Schrödingervergelijking — een vorm die anderszins moeilijk verklaarbaar is. Als de dromer in alle opzichten compleet onbeslist blijft leidt dit tot de veelwereldeninterpretatie van de quantenmechanica.
((Te doen.))
Mensen vragen vaak „Droom ik?”, maar zelden „Word ik gedroomd?”. Meestal wordt de actieve vraag mediaal bedoeld — droom ik mijzelf in deze omstandigheden —, maar daar in de meeste dromen, zeker dromen van uitgestrekte werelden, veel meer personnages voorkomen, is het a priori waarschijnlijker gedroomd te worden door een vreemde dan door de transcendente versie van zichzelf. De reden dat wij (ons) deze vraag zelden stellen is dat wij de bijbehorende ervaring van ontwaken (en ontdekken dat het „maar” een droom was) niet kennen. Gegeven een wereld met miljarden mensen, is de waarschijnlijkheid dat ik gedroomd wordt miljarden malen hoger dan de waarschijnlijkheid dat ik droom. Anders gezegd: transcendentisme is miljarden malen meer waarschijnlijk dan solipsisme.
Toevoegen:
- James Jeansꜛ heeft een stevige theoretische basis gelegd voor het concept „Schepping als droom van God”; een populaire weergave daarvan is beschreven in zijn boek The mysterious universeꜛ.
- Die hogere geest moet, in ieder geval „van onderaf gezien”, bewustzijn, betekenis en intentie kennen om voldoende verklarend te kunnen zijn. Een onpersoonlijke kracht voldoet dus niet.
- De tegenwerping „God moet ergens zijn”ꜛ, moet localiseerbaarꜛ, zijn getuigt van een (ononderkend) immanent godsbeeldꜛ; de tegenwerping „God heeft tijd nodig”ꜛ van een (ononderkend) materialistisch godsbeeldꜛ.
- De tegenwerping dat God geen schepper kan zijn zonder tijd is te weerleggen met een minimaal model. Begin met een tijdloos model van één punt, dat voorzien is van een wil, en dat bestaat doordat die wil dat wil. Voeg nu een tweede punt toe, dat ook bestaat door de wil van dat eerste punt. Dit model is coherent, tijdloos, en beschrijft een schepper die zelf bestaat door zijn wil, en ook een schepping laat bestaan door zijn wil.
- Dat God „voorbij het zijn” is stelt ook Athanasiusꜛ in Contra Gentesꜛ (Tegen de Volkerenꜛ, d.w.z. de heidenen) 2 — in een toespeling op een vergelijkbaar begrip uit het Neoplatonismeꜛ, maar met een andere, Christelijke, betekenis.
- Elihuꜛ begreep dit grotendeels: Job 34:14-15. (In de parallel gaan de beide eerste delen — over het bestaan — samen, en de beide tweede — over het leven — ook.)
Het universum bestaat. Volgens de hier geldende regels kan het niet uit zichzelf bestaan, dus moet het een oorzaak hebben. Die oorzaak kan niet immanent zijn, want dan zou er een cirkel ontstaan die volgens de hier geldende regels vicieus is. Er is dus een transcendente oorzaak, en we hebben geen reden aan te nemen dat daaruit op dat hogere niveau ook een vicieuse situatie zou volgen.