Problemen met transcendente wereldbeelden

Denken over transcendentie levert enige problemen op, behandeld op deelpagina's.

Tegenwerping (Negatieve verstekpositie):
Als iemand mij vertelt dat de vloer bezaaid is met minuscule onzichtbare dwergjes, en dat het plaatsen van mijn voeten op de vloer een immens lijden zou veroorzaken, zou ik mij daar zonder heel overtuigende redenen weinig van aantrekken. Zeker, het is mogelijk, maar a priori hebben entiteiten een verwaarloosbaar kleine waarschijnlijkheid te bestaan. Waarom zou dat met God anders zijn?
Antwoord:
Als ik zou aantonen dat op alle andere houten vloeren dergelijke dwergen huisden, dat de aanwezigheid van die dwergjes in feite de kortste verklaring van de aard van houten vloeren leverde zou dat anders worden. Jij kunt niet weten of je hersenen hebt; ik kan hooguit. bij voorbeeld door een autopsie, aantonen dat sommige anderen die hebben. Maakt dat de waarschijnlijkheid dat jij hersenen hebt verwaarloosbaar klein?
En hier speelt iets anders: we zoeken niet naar iets dat zich al dan niet in de wereld kan bevinden, zoals bij voorbeeld een eenhoorn, maar naar iets wat, indien aanwezig, de natuurlijke basis voor dit universum is. En als klap op de vuurpijl is wat we zoeken ook nog eens de enige mogelijkheid onze rede te gronden.
Tegenwerping (Alwetendheid fnuikt vrijheid):
Op allerlei wijzen strijden alwetendheid en vrijheid. Alwetendheid omvat voorkennis; als God nu al weet wat ik straks ga beslissen ligt nu al vast wat ik straks ga beslissen, en ben ik niet vrij. Als God eenvoudig is, is zijn weten essentieel: alles wat Hij weet is dan noodzakelijk waar — maar dan valt mijn beslissing ook noodzakelijkerwijze uit zoals ze doet, en ben ik dus niet vrij.
Antwoord:
Beide conclusies volgen niet. ((Te doen. Ook het traditionele beroep op mogelijke werelden weerleggen: God kan weten dat ik in mogelijke wereld W1 beslissing Y1 zal nemen, en dat ik in mogelijke wereld W2 beslissing Y2 zal nemen, maar Hij weet daarenboven welke van die werelden de actuele is. Het werkelijke punt is Zijn boventijdelijkheid, en een misbegrip van goddelijke eenvoud en essentialiteit.))

((Te doen.))

Goddelijke eenvoud. Tegenwerping: als God eenvoudig is, is Hij gelijk aan zijn gedachten, en dus aan de schepping — pantheïsme. Ook zou hij dan gelijk zijn aan, bij voorbeeld, de hel. Deelantwoord: dit zou waar zijn als God ook economisch eenvoudig was — dan zou het monisme waar zijn. Ergens panentheïsme behandelen.

Tegenwerping: als God onontworpen is, is het onwaarschijnlijk dat hij coherent en betrouwbaar zou zijn. Antwoord: coherentie speelt niet als Hij eenvoudig is (enerzijds omdat er niets te cohaereren valt, anderzijds omdat incoherentie een posterieur begrip is en God enkel prieure eigenschappen heeft), en omdat zijn denken de werkelijkheid vormt is Hij noodzakelijk onfeilbaar en dus potentieel betrouwbaar.

We zien iets van goddelijke eenvoud in ons besef dat schoonheid goed is, waarheid en goedheid schoon, en zo voort. Ze zijn verschillend, maar „komen bovenaan samen”.