Nog te doen
Strict terminologisch onderscheid aanbrengen tussen:
- Droomwerelden.
- Werelden uit een multiversum, een veelwereldenhypothese.
- Modaal mogelijke werelden.
- Deze begrippen.
- Vrijdom (van).
- Vrijheid (tot).
Een andere mogelijke organisatie:
- Eerste vraag: kunnen wij weten — zo niet, dan geen apologetiek of redelijke kennis mogelijk.
- Voorbeeld: cogito ergo sum — beter: cogito ergo cogitatio est.
- we zullen onmiddellijk moeten weten dat onze kenbron bestaat en betrouwbaar is.
- — dat zal die kenbron ons moeten leren, want rede kan ons dat inderdaad niet.
- Onderzoek naar de inhoud van ons weten zal meer eisen aan die kenbron kunnen stellen.
- we zullen onmiddellijk moeten weten dat onze kenbron bestaat en betrouwbaar is.
- Tweede groep: er is geen schat.
- Als dat waar is bestaat waarheid, d.i.de schat.
- Wij kunnen denken over de mogelijkheid dat het denken niet bestaat, dus dat landschap bestaat op de kaart.
- — Dan blijkt: als de schat niet bestaat bestaat het eiland ook niet → fataal argument.
- Wij kunnen denken over de mogelijkheid dat het denken niet bestaat, dus dat landschap bestaat op de kaart.
- Tweede vraag: wat weten wij.
- De vorm van de rede zelf.
- — Kenbron zal ons de betrouwbaarheid van de rede moeten doen kennen
- — onze rede zal bestaan en betrouwbaarheid v/d kenbron niet mogen weerleggen, en liefst moeten ondersteunen.
- Het bestaan van orde, tijd, ruimte (noumenon), andere geesten, God.
- — Kenbron zal ons de betrouwbaarheid van de rede moeten doen kennen
- We beginnen met aannamen vanuit ons wereldbeeld (bijvoorbeeld „Ik weet dat modus ponens valide is.”)
- Als nu vanuit ons wereldbeeld het tegengestelde bewezen kan worden („Ik kan niet weten dat modus ponens valide is”),
- Dan vervalt ook al onze kennis die steunt op die aannamen. Vaak is dat het wereldbeeld zelf.