Nog te doen

Strict terminologisch onderscheid aanbrengen tussen:

Een andere mogelijke organisatie:

Eerste vraag: kunnen wij weten — zo niet, dan geen apologetiek of redelijke kennis mogelijk.
Voorbeeld: cogito ergo sum — beter: cogito ergo cogitatio est.
we zullen onmiddellijk moeten weten dat onze kenbron bestaat en betrouwbaar is.
— dat zal die kenbron ons moeten leren, want rede kan ons dat inderdaad niet.
Onderzoek naar de inhoud van ons weten zal meer eisen aan die kenbron kunnen stellen.
Tweede groep: er is geen schat.
Als dat waar is bestaat waarheid, d.i.de schat.
Wij kunnen denken over de mogelijkheid dat het denken niet bestaat, dus dat landschap bestaat op de kaart.
— Dan blijkt: als de schat niet bestaat bestaat het eiland ook niet → fataal argument.
Tweede vraag: wat weten wij.
De vorm van de rede zelf.
— Kenbron zal ons de betrouwbaarheid van de rede moeten doen kennen
— onze rede zal bestaan en betrouwbaarheid v/d kenbron niet mogen weerleggen, en liefst moeten ondersteunen.
Het bestaan van orde, tijd, ruimte (noumenon), andere geesten, God.
We beginnen met aannamen vanuit ons wereldbeeld (bijvoorbeeld „Ik weet dat modus ponens valide is.”)
Als nu vanuit ons wereldbeeld het tegengestelde bewezen kan worden („Ik kan niet weten dat modus ponens valide is”),
Dan vervalt ook al onze kennis die steunt op die aannamen. Vaak is dat het wereldbeeld zelf.