De wereldꜛ
De objectiviteitꜛ van de wereld vergt een transcendente geest, zoals de Britse wijsgeer Michael Dummettꜛ inzag. Wij hebben allen een phaneronꜛ, en het noumenonꜛ is het phaneron van de transcendente geest (net zoals onze droom voor ons een phaneron is waarmee geen noumenon correspondeert, maar voor de figuren in onze droom het noumenon is dat al dan niet met hun phaneron overeenkomt).
Subjectiviteitꜛ is prieur, en objectieve zaken zijn precies die subjectieve zaken van een hogere geest die niet mijn subjectieve zaken zijn („een”, niet „de” hogere geest, want objectiviteit kan op alle hogere niveaus ontstaan). Men kan zo ook graden van objectiviteit onderscheiden (superobjectiviteitꜛ): zaken in mijn leefwereld zijn voor iemand in mijn droom „superobjectief” — nog objectiever dan zaken in mijn droomwereld.
(Heel ruwweg en kort-door-de-bocht: iedere beschrijving van de wereld is een beschrijving van hoe iemand de wereld waarneemt — het phaneron. Toch menen we dat er een noumenon bestaat, en de natuurwetenschap poogt dit noumenon te beschrijven. Ook die beschrijving moet overeenkomen met een waargenomen wereld, wil ze aanspraak kunnen maken op werkelijkheid. Welnu, de enige waarnemer die in aanmerking komt is een transcendente geest.))
Het bestaan van de wereld als gedachte van die transcendente geest komt overeen met het bestaan van droomwerelden in mijn geest. Gezien de rijkdom en variëteit van deze wereld geldt daarbij de eis dat die geest, in ieder geval „van onder af gezien”, geen pure eenheid is. Anderzijds moet die geest wel één zijn, om de eenheid van de wereld te verklaren. Dat deze twee eisen niet strijden blijkt uit het feit dat ze in mij voldaan zijn: ik ben een eenheid, en kan dus droomwerelden scheppen, maar (bijvoorbeeld in de tijd) ben ik geen pure eenheid, dus ik kan mij zowel „dit hier” als „dat daar” voorstellen.
Het klassieke argument uit de bestaansgrond pretendeert uit het bestaan-op-zich het bestaan van God af te leiden.
((Meer toevoegen over de schepping als verhaal met een auteur: een goed verhaal kan ellendige omstandigheden beschrijven, en zonder die ellende zou het verhaal minder goed zijn. Een verhaal waarin het goede het kwade overwint zal noodzakelijk kwaad bevatten — in beide lezingen van „noodzakelijk kwaad”.))