Prioriteit en posterioriteit

Als begrippen een tegengestelde hebben betekent dat nog niet dat met het begrip ook het tegengestelde werkelijk voor moet komen. Tegenover „rust” staat „beweging”, maar een heelal kan zonder tegenspraak in volkomen rust verkeren, zodat het begrip „rust” overal, en het begrip „beweging” nergens van toepassing is. Om die reden noemen we een begrip als „rust” een prieur begrip (en „in rust zijn” een prieure eigenschap). ((Absoluut, maar ook aan beweging, want beweging bestaat slechts bij de gratie van een ijkpunt in rust.))

Andere bestaan echter enkel bij de gratie van hun tegengestelde. Zo kan „inconsequentie” enkel bestaan bij de gratie van „consequentie”, want iets dat volslagen inconsequent is is consequent in zijn inconsequent-zijn, en als het niet volslagen inconsequent is, is het in zeker opzicht consequent. Zo'n begrip als „inconsequentie” heet een posterieur begrip (en „inconsequent” een posterieure eigenschap). Het begrip „consequentie” daarentegen is prieur, want iets kan volslagen consequent zijn, zonder dat er ergens maar sprake is van inconsequentie.

Posterioriteit komt op verschillende niveaus voor. Het eenvoudigst is logische posterioriteit, waarbij een bewering „Alles is (volslagen) X” tot een logische tegenspraak leidt, zoals in het geval X = „inconsequent” hierboven.

Taalgebruik: X is prieur aan Y betekent hetzelfde als Y is posterieur aan X. X hoeft daarmee op zich niet prieur te zijn, en een Z dat prieur is hoeft niet prieur aan iets te zijn. Het absolute prioriteitsbegrip is van belang voor het bepalen van Gods eigenschappen.

((Te doen.))

De begrippen prioriteit en posterioriteit zijn niet enkel van toepassing op tegengestelden — in die uitgebreidere zin naderen de begrippen tot reducibiliteit, zonder overigens daartoe reduceerbaar te worden.

Het verschil tussen een immanente en een transcendente geest kan als volgt worden gesteld: een transcendente geest is prieur aan de wereld (αρχη); een immanente posterieur (hooguit πρωτος).

Begrip van taal is prieur aan begrip van een taaluiting is prieur aan begrip van een woord.

Zin is prieur aan waarde; zekerheid aan twijfel; zekerheid aan waarschijnlijkheid; wetenschap aan ervaring; de bedoeling van de spreker aan de betekenis van de zin.

Het besef dat de ander is als ik is als a priori hypothese prieur aan het leren spreken (bijvoorbeeld: wijzen + naam uitspreken — vergelijk de „visefjaangr”-grap). Een hypothese a priori is een door ervaring weerlegbare aanname a priori (zoiets als de inductie-aanname).

Nihilisme: is bestaan prieur aan niet-bestaan omdat als er niets zou zijn het niet-bestaan zou bestaan? Zoja, dan zou dat een antwoord zijn op de vraag waarom er überhaupt iets bestaat. Evenzo is dan mogelijkheid prieur aan onmogelijkheid, omdat totale onmogelijkheid waar, en dus mogelijk zou zijn als er niets mogelijk zou zijn — een tegenspraak, waaruit volgt dat totale onmogelijkheid onmogelijk is, en dus mogelijkheid bestaat. Dergelijke redereningen vooronderstellen logica, of op zijn minst de gebruikte begrippen, en daarmee al het bestaan. Als er niets bestaat bestaan ook die begrippen of de hier gevolgde redenering niet.

Zie ook de performatieve tegenspraak.