Αιτεω

Αιτεω (aiteò) is bidden smeken vanuit een onderdanige positie. In sommige gevallen kan deze onderdanigheid een vorm van beleefdheid zijn, zoals bij ons wanneer wij een brief ondertekenen met „Uw dienstwillige dienaar”.

Voor een vergelijking met εροταω zie bidden.

Mattheüs 5:42
Geef hem, die van u vraagt, en wijs hem niet af, die van u lenen wil.
Mattheüs 6:8
Wordt hun dan niet gelijk, want God uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.
Mattheüs 7:7-11
Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden. Of welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden.
Mattheüs 14:7
waarom hij haar onder ede toezegde haar te geven, wat zij maar vragen zou.
Mattheüs 18:19
Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is.
Mattheüs 20:20
Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeus tot Hem, met haar zonen, en zij boog zich voor Hem neder, om iets van Hem te vragen.
Mattheüs 20:22
En Jezus antwoordde en zeide: Gij weet niet wat gij vraagt. Kunt gij de beker drinken, die Ik zal drinken? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen het.
Mattheüs 21:22
En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen.
Mattheüs 27:20
Maar de overpriesters en de oudsten overreedden de scharen, dat zij om Barabbas zouden vragen, maar Jezus zouden laten ter dood brengen.
Mattheüs 27:58
Deze ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus het hem te geven.
Marcus 6:22-25
en de dochter van Herodias binnenkwam en danste, behaagde zij Herodes en hun, die mede aanlagen. En de koning zeide tot het meisje: Vraag van mij, wat gij maar wilt en ik zal het u geven. En hij zwoer haar: Wat gij mij ook maar vragen zult, zal ik u geven, tot de helft van mijn koninkrijk. En zij ging heen en zeide tot haar moeder: Wat zal ik vragen? En deze zeide: Het hoofd van Johannes de Doper. En terstond ging zij haastig naar binnen tot de koning en vroeg, zeggende: Ik wil, dat gij mij onmiddellijk op een schotel geeft het hoofd van Johannes de Doper.
Marcus 10:35
En Jakobus en Johannes, de twee zonen van Zebedeus, kwamen tot Hem en zeiden tot Hem: Meester, wij wilden wel dat Gij ons deedt, wat wij U zullen vragen.
Marcus 10:38
Doch Jezus zeide tot hen: Gij weet niet, wat gij vraagt. Kunt gij de beker drinken, die Ik drink, of met de doop gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt word?
Marcus 11:24
Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden.
Marcus 15:6
En bij elk feest liet hij hun een gevangene los, voor wie zij dit vroegen.
Marcus 15:8
En de schare kwam naar voren en begon te eisen, dat hij hun deed, zoals hij gewoon was.
Marcus 15:43
Jozef van Arimatea, een aanzienlijk lid van de Raad, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte; en hij waagde het naar Pilatus te gaan en het lichaam van Jezus te vragen.
Lukas 1:63
En hij vroeg om een schrijftafeltje en schreef deze woorden: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.
Lukas 6:30
Vraagt iemand iets van u, geef het hem; neemt iemand het uwe, vraag het niet terug.
Lukas 11:9-13
En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden. Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven? Of als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?
Lukas 12:48
Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geeist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.
Lukas 23:23
Maar zij drongen aan en eisten onder luid geschreeuw, dat Hij gekruisigd zou worden, en hun geschreeuw werd al sterker.
Lukas 23:25
En hij liet de man los, die wegens oproer en doodslag was gevangengezet, die zij eisten, doch Jezus gaf hij over aan hun wil.
Lukas 23:52
deze ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus.
Johannes 4:9-10
De Samaritaanse vrouw dan zeide tot Hem: Hoe kunt Gij, als Jood, van mij, een Samaritaanse vrouw, te drinken vragen? Want Joden gaan niet om met Samaritanen. Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven.
Johannes 11:22
Ook nu weet ik, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert.
Johannes 15:7
Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden.
Johannes 15:16
Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in mijn naam.
Handelingen 3:14
Doch gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en begeerd, dat u een man, die een moordenaar was, geschonken zou worden;
Handelingen 7:46
Deze heeft genade gevonden bij God en gevraagd een woonstede te mogen vinden voor het huis van Jakob.
Handelingen 9:2
en vroeg van hem brieven naar Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van die weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen.
Handelingen 12:20
En hij was hevig vertoornd op de Tyriers en de Sidoniërs; maar zij kwamen als een man tot hem en wisten Blastus, de kamerheer van de koning, voor zich te winnen en zij verzochten om vrede, daar hun land voor zijn voeding van dat des konings afhankelijk was.
Handelingen 13:21
En van toen af vroegen zij om een koning en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, veertig jaren lang;
Handelingen 13:28
en hoewel zij geen grond voor doodstraf konden vinden, hebben zij Pilatus gevraagd Hem ter dood te brengen;
Handelingen 16:29
En hij liet licht brengen, sprong naar binnen en wierp zich, bevende over al zijn leden, voor Paulus en Silas neder.
(Letterlijk: verzocht licht.)
Handelingen 25:3
en verwachtten van hem een gunst ten nadele van Paulus, verlangende, dat hij hem naar Jeruzalem zou laten komen, daar zij een aanslag smeedden om hem onderweg om te brengen.
Handelingen 25:15
tegen wie de overpriesters en de oudsten der Joden, toen ik te Jeruzalem was, klachten ingediend hebben en wiens veroordeling zij verzochten.
1 Korinthiërs 1:22
Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid,
Efeziërs 3:13
Daarom verzoek ik u met aandrang, de moed niet op te geven bij mijn verdrukkingen om uwentwil, want die zijn een eer voor u.
Efeziërs 3:20
Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen,
Kolossenzen 1:9
Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht,
Jakobus 1:5-6
Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt.
Jakobus 4:2-3
Gij begeert, doch gij hebt niet; gij zijt moorddadig en naijverig en gij kunt er niets mede verkrijgen; gij vecht en gij strijdt. Gij hebt niets, omdat gij niet bidt. Of, gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen.
1 Petrus 3:15
Maar heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze,
1 Johannes 3:22
en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht.

Driemaal komt αιτημα, bede voor.

Lukas 23:24
De Joden aan Pilatus.
Filippenzen 4:6
Wij aan God.
1 Johannes 5:15
Wij aan God.

(Te doen: G156-G159, waar dezelfde stam veeleer de betekenis grond of reden heeft.)