Het Hebreeuws

In tegenstelling tot het Nederlands en Grieks is het Hebreeuws geen Indoeuropese taal.

Om de betekenis van Hebreeuwse woorden en uitdrukkingen te begrijpen wilde een vergelijking met het Arabisch een enkele keer wel eens helpen. Voor een juist begrip van de betekenis van de tekst van het Oude Testament zijn de vele nieuw-ontdekte Semitische talen van groot belang (Akkadisch, Oegaritisch, een beetje Moabitisch, enz.). Deze maken het mogelijk de verwante-taalmethode toe te passen.

Hebreeuws werd geschreven met een alfabet dat enkel de medeklinkers weergaf. Later werden de tekens voor ‚j’ en ‚w’ ook voor ‚i’, respectievelijk ‚o’ en ‚oe’ gebruikt, en pas nog veel later begon men systematisch de klinkers te noteren met kleine tekentjes onder de medeklinkers. Belangrijke informatie over de Hebreeuwse klinkers komt uit de Amarna-brieven, waarin vaak Hebreeuwse woorden weergegeven zijn in het Babylonische lettergreepschrift.

Verschillen in klinkerlezing kunnen betekenisverschil maken.

Genesis 6:14
Vakken: de Hebreeuwse consonanttekst heeft ‚qnjm’, dat hier als „qinnim”, ‚vogelnesten’, wordt gelezen, en dan met enige moeite als ‚vakken’ wordt vertaald. Gelezen als „qanim”, ‚riet(wand)en’, past het zowel goed in de tekst als in de cultuur, waarin riet het gewone materiaal voor lichte wanden was. Veel verschil lijkt het exegetisch overigens niet te maken.

((Te doen: (impliciete) voornaamwoorden verwijzen soms anders dan een Indoeuropeeër zou verwachten. Genesis 9:22 — Kanaän vertelde; Numeri 22:22 — Bileam reed; 2 Koningen 3:27 — de Moabieten trokken weg, de Israëlieten keerden terug.))