Εγω ειμι

Het gebruik van het preciese woordenpaar „εγω ειμι”. Dit deel moet nog geschreven worden — momenteel bevinden deze verzen zich ten onrechte ook tussen die op eerdere pagina's.

Exodus 3:14 heeft in de Septuagint „Εγω ειμι ὁ Ων” — „Ik ben de Zijnde”. De verkorte vorm is „Ὁ Ων” — „De Zijnde”. Beide helften werden door de Joden gemeden in het Grieks.

God

Mattheüs 22:32a
Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van Jakob?
(Geciteerd door Jezus.)
Handelingen 18:9-10
En de Here zeide in de nacht door een gezicht tot Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet; want Ik ben met u en niemand zal het op u toeleggen om u kwaad te doen, want Ik heb veel volk in deze stad.

Jezus.

((Te doen.))

Alle voorkomens van Εγω ειμι.

Absoluut.

Negatief.

Mattheüs 26:22
Mattheüs 26:25
Johannes 9:9

Jezus, positief.

Mattheüs 14:27
Marcus 6:50
Lukas 24:39
Johannes 4:26
Johannes 6:20
Johannes 13:19
Johannes 18:8

Valse messiassen (merk op dat Matthëus „de Christus” toevoegt, daarmee enerzijds de ware betekenis duidelijk makend, en anderzijds het gebruik relatief makend).

Marcus 13:6
Lukas 21:8
Mattheüs 24:5

De Joden reageren op de Naam, die ze duidelijk herkennen.

Marcus 14:62-64
Lukas 22:70-71
Johannes 8:24-30
Johannes 8:58-59
Niet: „Ik was” — Jezus spreekt agrammaticaal, tenzij het een naam is.
Johannes 18:5-6

Jezus gebruikt de Naam ook relatief.

Mattheüs 22:32
God aanhalend.
Johannes 6:35
Johannes 6:41
Johannes 6:48
Johannes 6:51
Johannes 8:12
Johannes 8:18
Letterlijk: Ik ben de getuigende.
Johannes 10:7
Johannes 10:9
Johannes 10:11
Johannes 10:14
Johannes 11:25
Johannes 14:6
Johannes 15:1
Johannes 15:5
Mogelijk ook als contrast.
Handelingen 9:5
Relatief: „Ik ben Jezus, die”, of absoluut: „Ik ben het, Jezus, die”.
Handelingen 22:8
Handelingen 26:15
Openbaring 1:8
En in de meeste handschriften ook in Openbaring 1:11
Openbaring 1:17
Openbaring 2:23
Jeremia 17:10 aanhalend. Vergelijk Jeremia 11:20, Jeremia 20:12.
Openbaring 21:6
Openbaring 22:13
Openbaring 22:16

Niet Jezus.

Handelingen 18:10
God
Lukas 1:19
Gabriël
Handelingen 10:21
Afhankelijk van de interpretatie van de tekst.

Alle voorkomens van ὁ ων.

Johannes 1:18
Johannes 3:13
Johannes 6:46
Johannes 8:47
Johannes 18:37
Πας ὁ ων = de Goddelijke Personen.
Romeinen 9:5
2 Korinthiërs 11:31
Openbaring 1:4
Openbaring 1:8
Openbaring 4:8
Openbaring 5:5
Niet in alle manuscripten.
Openbaring 11:17
Openbaring 16:5

Speciale gevallen.

Johannes 3:31
Negatief, om het God zijn te ontkennen
Johannes 12:17
Doordat de Griekse grammatica herhaling van het lidwoord vergde.

Dat het specifiek de Mosaïsche Godsnaam is die vermeden wordt blijkt uit het feit dat enkel de nominativus enkelvoud mannelijk wordt vermeden. In andere naamvallen en geslachten, en in het meervoud, wordt de constructie wel vrijelijk gebruikt.

Genitivus enkelvoud mannelijk
Handelingen 14:13
Dativus enkelvoud mannelijk
Romeinen 12:3
Nominativus meervoud mannelijk
Johannes 11:31, Handelingen 11:1, 2 Korinthiërs 5:4, Kolossenzen 4:11
Dativus meervoud mannelijk
Handelingen 20:34, Romeinen 1:7, 2 Korinthiërs 1:1, Efeziërs 1:1, Filippenzen 1:1
Accusativus meervoud mannelijk
Handelingen 16:3, Handelingen 28:17, Romeinen 16:11, 2 Timotheüs 2:19
Nominativus enkelvoud vrouwelijk
Handelingen 5:17
Genitivus enkelvoud vrouwelijk
Handelingen 11:22
Dativus enkelvoud vrouwelijk
1 Korinthiërs 1:2, 2 Korinthiërs 1:1
Accusativus enkelvoud vrouwelijk
Handelingen 13:1
Genitivus meervoud vrouwelijk
1 Thessalonicenzen 2:14
Accusativus meervoud onzijdig
1 Korinthiërs 1:28

((Nagaan of ik geen onzijdigen als mannelijk geclassificeerd heb.))

Waar God niet bedoeld is wordt de constructie vermeden door andere woorden tussen ὁ en ων te plaatsen.

Mattheüs 12:30
Lukas 11:23
Johannes 10:12
Galaten 2:3

In Openbaring 17:8 wordt beide malen een volslagen andere constructie gebruikt — het beest heeft niets gemeen met God.