Μυρον

Μυρον betekent zalfolie, een dure zalfsoort. (Niet verwant met μυρρα, mirre, of met μυρω, bevochtigen, maar wel met ons smeer — en het Frans merde.)

Mattheüs 26:7
kwam een vrouw tot Hem met een albasten kruik vol kostbare mirre en goot die uit over zijn hoofd, terwijl Hij aanlag.
Mattheüs 26:12
Want toen zij deze mirre over mijn lichaam uitgoot, heeft zij dat gedaan om mijn begrafenis voor te bereiden.
Marcus 14:3-5
En toen Hij te Bethanië was in het huis van Simon de melaatse, kwam, terwijl Hij aan tafel aanlag, een vrouw met een albasten kruik vol echte, kostbare nardusmirre; en zij brak de albasten kruik en goot (de mirre) over zijn hoofd. En sommigen spraken verontwaardigd tot elkander: Waartoe dient die verkwisting der mirre? Want deze mirre had voor meer dan driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. En zij waren zeer verstoord tegen haar.
Lukas 7:37z-38
En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre.
Lukas 23:56a
en toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed.
Johannes 11:2a
Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd.
Johannes 12:3
Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis.
Johannes 12:5
Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven?
Openbaring 18:13
kaneel, specerij, reukwerk, mirre, wierook, wijn, olie, bloem en tarwe, lastdieren, schapen; (lading) van paarden en wagens en van lichamen; en zielen van mensen.

Éénmaal wordt het hiervan afgeleide werkwoord μυριζω gebruikt:

Marcus 14:8
Zij heeft gedaan, wat zij kon; van tevoren heeft zij mijn lichaam gezalfd voor de begrafenis.