Geest en stof

Onder immanentisme bleek de verhouding van stof en geest zeer problematisch. Onder het transcendentisme is er de zeer natuurlijke oplossing van het occasionalisme, hoewel eventuele immanente oplossingen ook transcendent mogelijk blijven.

Ook de vraag naar de relatieve prioriteit van beide is in transcentent licht eenvoudig te beantwoorden: de transcendente geest droomt zowel de stof als de immanente geesten, dus beide bestaan, en wel op hetzelfde niveau: er is er niet éé prieur aan de ander.

Tegenwerping (Blijvend lichaam-geestprobleem):
„Dat laat ons een onopgelost geest-lichaamprobleem: hoe kunnen lichaam en geest op elkaar inwerken?”
Antwoord:
Met een hogere geest is het psychofysisch parallellisme redelijk, want zowel lichaam als geest worden dan gestuurd door een God van orde. Zoals steeds is de droom hier een goed analogon: ik droom zowel de geestelijke als de lichamelijke kant van de agenten in mijn droom, en laat die op natuurlijke wijze parallel lopen.
En ja, ik kan dromen dat Marie de hersenpan van Jan licht en laat zien hoe hij geheel door zijn neuronen wordt gestuurd. Toch ben ik het dan als dromer die zowel het gedrag van die neuronen als dat van Jan stuur, en zijn het niet de neuronen die Jan sturen. Wellicht droom ik niet eens de neuronen van Marie, hoe zeer zij ook staat te oreren dat iedereen, zijzelf incluis, door de eigen hersenen wordt gedreven.
Tegenwerping (Geest spatio­temporeel):
Wil geest causale invloed kunnen hebben dan moet ze in ruimte en tijd bestaan. Neem een oorzaak A die een geest beïnvloedt, waarna die geest een materieel effect E teweegbrengt. Oorzaak en gevolg moeten binnen de causale kegels van de relativistische ruimte liggen, dus die geest moet zich binnen de — eindige — doorsnede van de causale kegels van A en E bevinden.
Antwoord:
Dat zou waar zijn voor een immanente geest. Een dromer hoeft zich echter niet binnen een bepaald gedroomd gebied te bevinden om die droom te kunnen kennen en sturen. (En die immanente relativistische wetten gelden slechts doordat en inzoverre de dromer dat wil.)

((Te doen.))

Immanent gezien zijn de volgende vier plausibele aannamen strijdig:

  1. Een volledige beschrijving van ons gedrag vergt niet-natuurkundige zaken.
  2. Alle zaken die van invloed zijn op ons gedrag hebben een causale invloed.
  3. De enig mogelijke oorzaak van een natuurkundige zaak is een natuurkundige zaak.
  4. Ons gedrag bestaat uit natuurkundige zaken.

We zien dat het transcendent compatibilisme een eenvoudig en plausibel model is dat alle vier de aannamen accommodeert zonder strijd.