Begeerte

Verzoeking komt voort uit begeerte (Mattheüs 5:28; Romeinen 6:12z; Jakobus 1:14).

Het begeren van verkeerde zaken is daarom al verboden.

Exodus 20:17
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.
Deuteronomium 5:21
En gij zult niet begeren uws naasten vrouw, gij zult uw zinnen niet zetten op uws naasten huis, noch op zijn akker, noch op zijn dienstknecht, zijn dienstmaagd, zijn rund, zijn ezel, noch op iets, dat van uw naaste is.
Deuteronomium 7:25
De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daaraan zult gij niet begeren en u niet toeeigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God.

Begeerte kan ons van God afbrengen (Marcus 4:19z; 1 Johannes 2:15z).

De verkeerde begeerte.

Spreuken 6:25
Begeer haar schoonheid niet in uw hart, laat zij u niet vangen met haar wimpers.
Spreuken 11:6
De gerechtigheid der oprechten zal hen redden, maar de trouwelozen worden door hun begeerlijkheid gevangen.
Spreuken 12:12
De goddeloze begeert de vangst van boze dingen, maar de wortel der rechtvaardigen geeft (vrucht).
Spreuken 13:2
Van de vrucht zijns monds zal iemand het goede eten, maar de begeerte der trouwelozen gaat uit naar geweld.
Spreuken 18:1
De eenzelvige zoekt zijn eigen begeerte, hij barst los tegen al wat verstandig is.
Spreuken 21:10
De begeerte van de goddeloze gaat uit naar het kwaad; zijn naaste draagt hij geen genegenheid toe.
Spreuken 21:25
De begeerte van de luiaard brengt hem ten dode, want zijn handen weigeren te werken.
Spreuken 21:26
De begerigheid begeert de ganse dag, maar de rechtvaardige geeft en houdt niet terug.
Spreuken 24:1
Wees niet afgunstig op booswichten en begeer niet met hen te verkeren;
Zie ook
Spreuken 23:3, Spreuken 23:6.

Voorbeelden.

Jozua 7:21
ik zag bij de buit een mantel van Sinear, een mooi stuk, en tweehonderd sikkelen zilver en een staaf goud van vijftig sikkelen gewicht, en uit begeerte ernaar heb ik ze weggenomen; zie, ze zijn in mijn tent in de grond verborgen, en wel het zilver onderaan.

Verleidingen — naar het lichaam.

επιθυμεω (werkwoord) en επιθυμια (zelfstandig naamwoord) betekenen verlangen, begeren. In principe is dit woord neutraal.

Mattheüs 13:17a
Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet,
Lukas 15:16a
En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten,
Lukas 16:21m
die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel;
Lukas 17:22m
Er zullen dagen komen, dat gij zult begeren een der dagen van de Zoon des mensen te zien
Lukas 22:15
En Hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd.
(Letterlijk: met begeren begeerd.)
Galaten 5:17a
Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees
(Hier worden een verkeerd en een juist begeren benoemd.)
1 Timotheüs 3:1z
dan begeert hij een voortreffelijke taak.
Hebreeën 6:11
Maar het is onze begeerte, dat ieder uwer dezelfde ijver blijve betonen tot de verwezenlijking der hoop tot het einde toe,
(Letterlijk: wij begeren echter)
1 Petrus 1:12
in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan.
Openbaring 9:6m
en zij zullen begeren te sterven,
(Als hier zelfmoord bedoeld wordt is het slecht, maar ik meen dat slechts bedoeld wordt dat de mensen hopen te overlijden aan hun wonden.)
Filippenzen 1:23m
ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn,
(Letterlijk: het verlangen hebbende.)
1 Thessalonicenzen 2:17
Maar wij, broeders, die een tijdlang naar het oog, niet naar het hart, van u beroofd zijn geweest, hebben met zeer veel ijver en groot verlangen begeerd uw aangezicht te zien.
(Letterlijk: wij haastten ons ‥ in groot verlangen.)

Het voorwerp van begeren kan de akt zondig maken.

Mattheüs 5:28
Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.
Marcus 4:19
maar de zorgen van de wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerten naar al het andere komen erbij en verstikken het woord en het wordt onvruchtbaar.
Handelingen 20:33
Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd;
(Dit is een grensgeval: normalerwijze zou er niets mis zijn met betaling te verlangen, maar Paulus heeft van God de opdracht het evangelie om niet te brengen.)
1 Korinthiërs 10:6m
opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben,
(Letterlijk: tot het niet te zijn ons verlangers van kwade {zaken}. Het woord επιθυμητης, verlanger, begeerder, komt enkel hier voor.)
Jakobus 4:2a
Gij begeert, doch gij hebt niet;
(Met andere woorden: gij begeert wat ge niet hebt en niet op de juiste wijze, door gebed, verkrijgen wilt.)
2 Petrus 2:10a
vooral hen, die, begerig naar onreinheid, het vlees volgen en (hemelse) heerschappij verachten.

De verboden voorwerpen van begeerte worden in de Wet genoemd, dus naar die Wet kan verwezen worden zonder die voorwerpen te noemen.

Romeinen 7:7z-8a
immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op;
(Beide malen is „begeerlijkheid” επιθυμια. Bedoeld wordt dat die begeerten hem slechts door de Wet als slechte begeerten bekend werden, zodat hij nu opeens het kwade begeerde.)
Romeinen 13:9m
gij zult niet begeren

Ook vanuit de bron kan een begeerte als slecht worden gekend.

Johannes 8:44a
Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen.
Romeinen 1:24a
Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid,
(Letterlijk: in de begeerten van hun hart.)
Romeinen 6:12
Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen,
Efeziërs 2:3a
- trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees,
2 Timotheüs 2:22a
Schuw de begeerten der jeugd
2 Timotheüs 4:3
Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen,
Titus 2:12z
zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven,
1 Petrus 1:14
Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit de tijd uwer onwetendheid,
1 Johannes 2:16
Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.

Ook de variëteit aan begeerten is een teken dat het om kwade begeerten gaat — er is maar één wil van God.

2 Timotheüs 3:6z
die met zonden beladen zijn en gedreven worden door velerlei begeerten,
Titus 3:3
Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende.
1 Petrus 4:3z
toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij.

Tenslotte kan de tekst expliciet spreken van kwade begeerten.

1 Timotheüs 6:9
Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang.

Nog te doen (επιθυμια).

Jakobus 1:14-15
Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.
2 Petrus 1:4
door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst.
2 Petrus 2:18
Want met holle, hoogdravende klanken verlokken zij door vleselijke begeerten en door ongebondenheid hen, die zich ternauwernood aan degenen, die in dwaling verkeren, onttrekken.
2 Petrus 3:3
Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen,
1 Johannes 2:16-17
Judas 1:16
Dit zijn de morrenden, mokkend om hun lot, wandelende naar hun begeerten, maar hun mond spreekt hoogdravend, als zij om des voordeels wil [de mensen] in hun gezicht vleien.
Judas 1:18
dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.
Openbaring 18:14a
En het ooft, waarnaar uw ziel begerig was, is van u weggegaan

Ook ορεγομαι betekent verlangen. Het komt drie maal voor: 1 Timotheüs 3:1, 1 Timotheüs 6:10m, Hebreeën 11:16.

Verder ζηλοω (Jakobus 4:2, enz.) en verwanten.

((Herwerken: ik probeer hier twee dingen tegelijk te doen. Ik wil laten zien hoe de tekst aangeeft wanneer van boze begeerten sprake is, en tegelijk wil ik de leer laten zien dat wij die boze begeerten moeten doden, en niet in ascese moeten ondergaan. Verder herinrichten: begeren — rijkdom — wereld.))