De Christen in zijn verhouding tot God

De Christen wil Gode welgevallig zijn.

2 Korinthiërs 5:9
Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welgevallig te zijn.
Zie ook
De vleierij in Mattheüs 22:16.

Waar God Zijn Wil bekend heeft gemaakt hebben wij geen vrijheid meer anders te handelen zonder Hem te ontstemmen.

1 Kronieken 13:7
Zij vervoerden de ark Gods op een nieuwe wagen, uit het huis van Abinadab, terwijl Uzza en Achio de wagen leidden.
1 Kronieken 13:9-10
Maar toen zij bij de dorsvloer van Kidon kwamen, strekte Uzza zijn hand uit om de ark te grijpen, daar de runderen uitgleden. De toorn des Heren ontbrandde tegen Uzza; Hij sloeg hem, omdat hij zijn hand naar de ark had uitgestrekt; hij stierf daar voor Gods aangezicht.
1 Kronieken 15:11-13
Toen riep David de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriël, Asaja, Joël, Semaja, Eliël en Amminadab, en zeide tot hen: Gij familiehoofden der Levieten, heiligt u, gij en uw broeders, opdat gij de ark van de Here, de God Israëls, kunt brengen naar de plaats die ik voor haar heb bereid. Want daar gij het de vorige keer niet gedaan hebt, heeft de Here, onze God, ons een zware slag toegebracht, omdat wij Hem niet hadden geraadpleegd, zoals het behoorde.

Oprecht, en niet als pose voor de mensen.

Mattheüs 6:1-6
Ziet toe, dat gij uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen opgemerkt te worden; want dan hebt gij geen loon bij uw Vader, die in de hemelen is. Wanneer gij dan aalmoezen geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars doen in de synagogen en op de straten, om door de mensen geroemd te worden. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. Maar laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgene zij, en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
Mattheüs 6:16-18
En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. Maar gij, zalf uw hoofd, als gij vast, en was uw gelaat, om u niet bij uw vasten aan de mensen te vertonen, maar aan uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
Lukas 16:15
En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.
Mattheüs 23:5-7a
Al hun werken doen zij om in het oog te lopen bij de mensen, want zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en van de erezetels in de synagogen, en van de begroetingen op de markten en om door de mensen rabbi genoemd te worden.
Marcus 12:38-39
En Hij zeide in zijn onderwijs: Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange gewaden en op begroetingen op de markten, en op erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden, die de huizen der weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden uitspreken: dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.
Lukas 20:46-47
Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange gewaden en houden van begroetingen op de markten, erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden; die de huizen der weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden uitspreken: dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.

Evenmin moeten we, omgekeerd, God loochenen om bij mensen in de smaak te vallen.

Johannes 12:42-43
En toch geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille van de Farizeeën kwamen zij er niet voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen; want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.
Galaten 1:10
Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.

Dit geldt onverminderd jegens overheden.

Paulus geeft het voorbeeld.

2 Korinthiërs 12:19
Reeds lang meent gij, dat wij ons bij u willen verdedigen. Maar wij spreken voor het aangezicht van God in Christus, en dat alles, geliefden, tot uw opbouwing.
1 Thessalonicenzen 2:4
Integendeel, daar God ons waardig heeft gekeurd om ons het evangelie toe te vertrouwen, spreken wij, niet om mensen te behagen, maar Gode, die onze harten keurt.