Naastenliefdeꜛ
- Romeinen 15:1-3
- Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen. Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing, want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op Mij neder.
- Galaten 6:10
- Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten.
Voor onze broeders.
- Romeinen 14:15
- Want indien uw broeder door iets, dat gij eet, gegriefd wordt, wandelt gij niet meer naar de eis der liefde. Breng niet door uw eten hem ten verderve, voor wie Christus gestorven is.
- 1 Korinthiërs 8:9-13
- Maar ziet toe, dat deze bevoegdheid van u niet tot aanstoot voor de zwakken worde. Want indien iemand u, die kennis hebt, (aan tafel) ziet aanliggen in een afgodentempel, zal hij met zijn zwak geweten dan niet gestijfd worden tot het eten van offervlees? Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is. Door zo tegen de broeders te zondigen, en hun geweten, indien het zwak is, te kwetsen, zondigt gij tegen Christus. Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven.
- 1 Korinthiërs 10:28-29a
- Doch indien iemand tot u zegt: Dat is gewijd vlees, eet het dan niet, om hem, die u dat te kennen gaf, en om het geweten. Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander.
- Zie ook
- 1 Petrus 3:2.
En voor de ongelovige.
- Romeinen 14:16
- Laat van het goede, dat gij hebt, geen kwaad gezegd kunnen worden.
- 1 Korinthiërs 9:12z
- Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.
- 1 Petrus 2:12
- en dat gij een goede wandel leidt onder de heidenen, opdat zij, nader toeziende op datgene, waarin zij u als boosdoeners belasteren, op grond van uw goede werken God mogen verheerlijken ten dage der bezoeking.
- 1 Petrus 2:15-16
- Want zo is het de wil van God, dat gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen, als vrijen en niet als mannen, die de vrijheid misbruiken tot dekmantel voor hun kwaadwilligheid, maar als dienaren Gods.
- 1 Petrus 3:15-16
- Maar heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze,
- en met een goed geweten, opdat bij al het kwaad, dat men van u spreekt, zij die uw goede wandel in Christus smaden, beschaamd gemaakt worden.
Voorbeeld.
- 1 Korinthiërs 8:20-21
- Hierdoor voorkomen wij verdachtmaking bij deze overvloedige opbrengst, die door onze handen gaat; want wij zijn bedacht op hetgeen behoorlijk is, niet alleen voor het oog des Heren, maar ook voor dat der mensen.