Verzoekingen

Verzoekingen zijn het lijden terwille van de heiligheid.

Romeinen 5:3-6
En niet alleen [hierin], maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is,
zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven.
Jakobus 1:2-4
Houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets te kort schiet.
(Te weten hoe wij moeten volharden vergt wijsheid, en God geeft die desgevraagd Jakobus 1:5. Zonder die wijsheid kunnen we in ascese en dergelijke terechtkomen. Deelpagina's zullen uiteindelijk die wijsheid moeten tonen.)
Jakobus 1:12
Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.

De „schuld” van de verzoeking ligt bij de verzochte, niet bij het object van diens begeerte.

Psalmen 119:37
Wend mijn ogen af, zodat zij geen ijdele dingen zien, maak mij levend door uw wegen.
Spreuken 4:25
Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn.
Spreuken 23:31-32
Zie niet naar de wijn, wanneer hij roodachtig fonkelt, wanneer hij in de beker parelt; vlot glijdt hij naar binnen, ten slotte bijt hij als een slang en spuwt gif als een adder.
Mattheüs 5:29a
Mattheüs 18:9a
Marcus 9:47a

Niet de vrouw moet zich dus bedekken; de man moet zich inhouden. Een uitzondering vormt het verleiden van „kleinen”.

Voorbeeld van goed gedrag.

Job 31:1
Ik had met mijn ogen een verbond gesloten, hoe zou ik dan een maagd hebben aangezien?

Voorbeelden van verkeerd gedrag.

Genesis 6:1-2
Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen.
2 Samuël 11:2-4
Op zekere avond stond David van zijn rustbed op en wandelde op het dak van het paleis, en hij zag van het dak af een vrouw, bezig zich te baden; en die vrouw was zeer schoon van uiterlijk. Toen liet David naar die vrouw vragen en men zeide: Wel, dat is Batseba, de dochter van Eliam, de vrouw van de Hethiet Uria. Daarop zond David boden om haar te halen. Zij kwam tot hem, en hij lag bij haar — zij had zich van haar onreinheid gezuiverd —; daarna keerde zij terug naar haar huis.