De stijlfiguur der Aanhaling

Een aanhaling of citaat is het weergeven van een eerder geschreven tekst binnen de eigen tekst. Het Nieuwe Testament bevat veel aanhalingen uit het Oude Testament.

Zie ook
De Verlosser.
De Messias.
De Koninklijke Wet.
De Tien Geboden.
Symbolische profetische vervulling.
Getallensymboliek (omtrent de intocht in Jeruzalem).

Er zijn echter ook enige aanhalingen binnen het Nieuwe Testament. Al heel vroeg waren λογια van Jezus in omloop (mogelijk hebben Mattheüs en Lukas bij het schrijven van hun evangeliën van zo'n verzameling gebruik gemaakt), en wellicht kende Paulus zo'n collectie, en ontleende hij daaraan het citaat over de arbeider die zijn loon waard is.

Deuteronomium 25:4
Gij zult een dorsende os niet muilbanden.
Mattheüs 10:9-10
Voorziet u niet van goud of zilver of koper in uw gordels, van geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf, want de arbeider is zijn voedsel waard.
Lukas 10:7a
Blijft in dat huis, eet en drinkt wat men u geeft, want de arbeider is zijn loon waard.
1 Korinthiërs 9:9
Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen?
1 Timotheüs 5:18
Immers, de Schrift zegt: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, en: De arbeider is zijn loon waard.

Ook indirect verwijst Paulus naar deze regel.

1 Korinthiërs 9:14
Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven.
Galaten 6:6
En hij, die onderricht wordt in het woord, dele van alle goed mede aan wie dat onderricht geeft.

Johannes gebruikt de zelfaanhaling als structuurelement. Veel voorbeelden betreffen identificatie; een ander voorbeeld volgt hier.

Johannes 6:39
En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage.
Johannes 10:28z
en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.
Johannes 17:12
Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld werd.
Johannes 18:8z-9
Indien gij dan Mij zoekt, laat dezen heengaan; opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan.

((Te doen.))

Paraphrase, allusie.

(Spreuken 25:7-8 vs.Lukas 14:8-10 is elders al genoemd.)