Het goede

((Te doen.))

Zie ook het kwaad.

Goed is dat wat het doel, de zin, van iets dient, en het goede is dat doel zelf. Voor een slagersmes is geslepen worden goed, en goed snijden is het absolute goede. Voor de mens valt het absolute goede samen met God, omdat in God het zijn en het handelen samenvallen. (Voor het mes is niet de slager goed, omdat het slachten en de slager niet samenvallen.)