Het kwaad

Een goede transcendente geest zal geen slechtere wereld scheppen als een betere mogelijk is. Er is echter kwaad in deze wereld — en dus moet onze wereld mèt dat kwaad in laatste instantie beter zijn dan enige wereld zónder zulk kwaad. Met andere woorden, tegenover alle kwaad staat een groter goed.

Er is meer dan één probleem van het kwaad. Hier noemen wij er enige:

Het logisch probleem van het kwaad
Hoe kan kwaad bestaan als God almachtig, alwetend en algoed is?
Het probabilistisch probleem van het kwaad
Hoe waarschijnlijk is een goede God, gegeven de verbijsterende hoeveelheid kwaad in de wereld?
Het emotioneel probleem van het kwaad
Hoe kan ik God vertrouwen als mij of de mijnen zulk kwaad is aangedaan?
Het pragmatisch probleem van het kwaad
Gegeven het kwaad in de wereld, wat moeten wij doen?

Een andere indeling is naar persoon: primair is het probleem van het lijden; secundair het emotionele en het pragmatische probleem van het kwaad, en tertiair het logische en het probabilistische probleem van het kwaad.

De combinatie van een volmaakte schepper en een onvolmaakte wereld vergt een theodicee.

Tegenwerping (Onvolmaakte schepping):
Waarom zien wij dan een imperfecte wereld, in plaats van de verwachte volmaakte schepping van een goede en almachtige geest?
Antwoord:
Die vraag is legitiem, en levert een heel sterke eis voor een aanvaardbare God op: het wereldbeeld moet zowel de absolute goedheid en almacht van God erkennen als de werkelijkheid van het kwaad en het lijden verklaren. Een leer die op dat punt tekortschiet is volstrekt onacceptabel.
Een algoede God is geen bron van kwaad en lijden. Als die zaken toch bestaan is er dus een andere vrije wil die daarvoor verantwoordelijk is. Als een almachtige algoede God die vrije wil toelaat is dat toelaten blijkbaar beter dan het vermijden van dat kwaad en dat lijden. We zoeken dus een God Wiens wil niet altijd geschiedt — omdat Hij dat ethisch terecht zo wil.
Tegenwerping (God weerlegd door kwaad):
Kwaad bestaat in de wereld, en dat bewijst dat er geen God is, als een God liefdevol en almachtig is.
Antwoord:
Het compleet weerleggen van het logische probleem van het kwaad vergt nogal wat tekst, en is daarom verdeeld over verschillende volgende pagina's. Hier kunnen we er alvast op wijzen dat we deze wereld enkel kwaad kunnen noemen als we een maatstaf hebben die boven deze wereld uitgaat.
((Die vervolgpagina's zijn helaas bij de crash verloren gegaan. Een ander argument is dat er in laatste instantie mogelijk geen kwaad bestaat, als het retroactief kan worden gewist. Ook het transcendent verdwijnen van kwaad (zoals wakker worden uit een droom) is mogelijk. Zie ook hier.))
Tegenwerping (Kwaad maakt God onwaarschijnlijk):
Als je hebt horen praten over een groot schilder, zijn stijl bestudeerd hebt, zijn symboliek en expressie bediscussieerd hebt — en dan een talentloze tekening ziet, dan mag je concluderen dat die tekening niet door die schilder is gemaakt. Evenzo mogen wij concluderen dat deze wereld niet is gemaakt door de God waar het Christendom ons van vertelt.
Antwoord:
Voor het weerleggen van het probabilistische probleem van het kwaad volstaat het een model te geven waarin zowel aan God's goedheid als aan de realiteit van het kwaad is voldaan. Zo'n model vinden we in het Molinisch gedachtenexperiment.
Tegenwerping (Gratuït kwaad):
Onnodig kwaad gaat niet samen met een aanvaardbare geest.
Antwoord:
Dat is enkel juist als er minima van kwaad, atomen van kwaad bestaan. Als kwaad oneindig deelbaar is bestaat er voor ieder kwaad een kleiner kwaad. Stel nu dat voor enig goed doel het bestaan van kwaad nodig is, maar ook niet meer dan dat. Dan is alle kwaad gratuïet, want als er x aan kwaad is, had x/2 ook volstaan.
((Elders te doen: dit probleem komt terug in onze zondigheid: voor wie er gevoelig voor is geworden is de enorme mate van onze zondigheid telkens weer verbijsterend, en (buiten Jezus) deprimerend. Romeinen 7:24 gaat hierover.))
Tegenwerping (Goed vergt kwaad):
Het begrip „goed” is betekenisloos zonder kwaad, dus het bestaan van kwaad is onvermijdelijk. Daaruit blijkt ook meteen dat een hemel onmogelijk is — tenzij die hemelingen genieten ten koste van hen die in de hel branden.
Antwoord:
Integendeel, goed is prieur aan kwaad, dus perfect goed is wel mogelijk. Iets kan in complete harmonie zijn, maar niet in complete disharmonie. Als er geleden wordt is dat altijd doordat er een standaard van goedheid is die niet gehaald wordt. Voor die opmerking omtrent de hellestraf, zie hier.
Vergelijk het verschil tussen schoonheid en lust: lust vergt zijn tegendeel, maar schoonheid niet.
Tegenwerping (Auschwitz):
Voor de Tweede Wereldoorlog was het Christelijk geloof nog mogelijk, maar na het lijden van de holocaust is het niet meer mogelijk in een goede God te geloven.
Antwoord:
Het probleem van het lijden bestond al in volle omvang voor Adolf Hitler. Jeremia heeft hevig lijden gekend, Job onderging een lijden dat erkend onverdiend was, de Psalmist leed èn beleefde een Godsverduistering, en geen van hen hield op in een goede God te geloven. Ook bracht Hitler niet de eerste shoa over het Joodse volk; we noemen slechts wat de Romeinen het volk aan hebben gedaan.
((Het probleem is dubbel: oorzaak en gevolg. Voor dat laatste, ergens hoop behandelen: „Eind goed, al goed”.))
Tegenwerping (Vergeving onrechtvaardig):
Vergeven betekent niet straffen waar wel straffen rechtvaardig zou zijn. Het rechtvaardige niet doen is noodzakelijk onrechtvaardig.
Antwoord:
Eerst even dit: iets rechtvaardigs niet doen is niet noodzakelijk onrechtvaardig. Als linksafslaan rechtvaardig is maakt dat rechtsafslaan nog niet onrechtvaardig.
Maar meer ter zake: werkelijk recht is restauratie, een goed doen dat groter dan het kwaad is. Retributie gaat uit van de idee dat twee kwaden elkaar op kunnen heffen. In een enkel geval werkt dat, zoals indien ik terugsteel wat van mij gestolen was, maar meestal werkt het niet: oog om oog leidt enkel tot dubbele benadeling, en recht ontstaat pas als ik iets aangeboden krijg dat meer waard is dan het verloren oog.
Aards recht poogt dit te benaderen: oog om oog implementeert het feit dat de misdadiger even veel verliest als hij de ander heeft doen verliezen. Werkstraffen pogen te realiseren dat de gemeenschap als geheel meer terug krijgt dan er ontnomen was — en in een enkel geval lijdt een op het slachtoffer gerichte werkstraf tot rechtvaardigheid. Werkelijk recht omvat compenserend goed gedrag (Galaten 2:18).
Als allen slachtoffer zijn kan werkstraf nooit tot rechtvaardigheid leiden. Een aanvaardbare wereldbeschouwing moet dus een genade, een onverdiende goedheid bevatten die groter is dan ons kwaad, een goedheid die aan alle slachtoffers van kwaad wordt aangeboden.
Tegenwerping (Vergeving oneerlijk):
Neem Josef Fritzl. Tientallen jaren lang hield hij zijn dochter gevangen en misbruikte haar. Hij is nu veroordeeld — stel dat hij op zijn sterfbed tot bekering komt, dan gaat hij naar de hemel. Wellicht heeft zijn dochter al die jaren lang tevergeefs om uitredding gebeden — stel dat zij uiteindelijk het geloof verloren is, dan gaat zij naar de hel. Of wellicht heeft haar opsluiting gemaakt dat zij niet de persoon ontmoette die haar zou hebben overtuigd van de Christelijke waarheid. Waar is de rechtvaardigheid?
Antwoord:
((Te doen. Deze vraag gooit enige zaken bijeen die we moeten onderscheiden:
Eerlijkheid
Als de dochter het evangelie niet voldoende gehoord zou hebben bestaat het probleem van de heiden die sterft zonder het evangelie gehoord te hebben. Hieronder wordt er van uit gegaan dat de dochter God inderdaad feitelijk verworpen heeft.
Rechtvaardigheid
Onze redding is niet gebaseerd op wat wij doen, maar op Gods onverdiende genade. Het verhaal van Fritzl en zijn dochter, zuiver in het licht van rechtvaardigheid gezien, zou leiden tot de hel voor beiden. Stel dat Hij hen beiden inderdaad naar de hel zou zenden, dan zou de vader dat voor eeuwig rechtvaardig en terecht vinden, maar wellicht tevens voor eeuwig om genade smeken — maar de dochter (onder bovenstaande hypothese) niet (enigszins zoals in Openbaring 16:11 en Openbaring 16:21). We zien dus dat de vader God voor eeuwig heeft aangenomen, en de dochter Hem voor eeuwig heeft verworpen. Praten over „op zijn sterfbed” is dus weinig relevant.
Genade
God vergeeft een ieder die Zijn genade aanneemt met grote vreugde. Voor de vader heeft Jezus wellicht meer geleden dan voor de dochter, maar dat had Hij graag voor hem over.
Liefde
Hoe kan God een dergelijke tragedie toelaten. Dit is het probleem van het kwaad.
Uitwerken: wellicht bevat de hel (of beter: de uiterste duisternis) enkel diegenen voor wie de aanblik van God onverdraaglijk zou zijn, en die voor de keuze gesteld die hel zelf zouden kiezen — een beetje zoals in „The great Divorce” van Clive Staples Lewis.))

Zie ook Gods goedheid.

Tegenwerping (Groter goed brengt lijdzaamheid):
Als het kwaad dat wij zien waarschijnlijk bestaat ten behoeve van een groter goed, moeten wij dat kwaad dus niet bestrijden. Die leer is funest voor enige verbetering in de wereld, net zoals de leer van kwaad als karma in India tot het passief aanvaarden van afschuwelijk lijden van zichzelf en anderen heeft geleid.
Antwoord:
Indien slechts de mogelijkheid tot kwaad nodig is voor dat grotere goed, blijft onze plicht het actuele kwaad te bestrijden bestaan. Los daarvan blijft onze directe plicht het goede te doen bestaan — dat is de gehele betekenis van morele waarde.
(Het Christendom leert de waarde van vrijheid, en daarmee van de mogelijkheid tot een verkeerde keuze. Die keuze zelf blijft onveranderd kwaad.)
Tegenwerping (Groter goed ontbreekt):
Voor het meeste kwaad en lijden kunnen wij geen groter goed waarnemen. Daaruit volgt dat het onwaarschijnlijk is dat zo'n groter goed bestaat.
Antwoord:
Afwezigheid van bewijs voor een zaak is slechts bewijs van afwezigheid van die zaak als aanwezigheid van die zaak met zeer grote waarschijnlijkheid tot aanwezigheid van bewijs voor die zaak zou leiden. Uit het feit dat ik geen tennisbal kan voelen in mijn broekzak kan ik met grote waarschijnlijkheid concluderen dat er geen tennisbal in mijn broekzak zit. Uit het feit dat ik geen wimperhaar in mijn broekzak kan voelen kan ik niet zo maar afleiden dat er geen wimperhaar in mijn broekzak zit.
God staat verstandelijk boven ons, letterlijk oneindig ver. Wat is de waarschijnlijkheid dat wij zo'n groter goed, als het er was, zouden kunnen waarnemen en herkennen? En daarnaast: misschien kunnen wij dat grotere goed wèl zien.
Tegenwerping (Kwaad vermijdbaar):
Laten we Rowes voorbeeld van een hert dat in een afgelegen streek in een bosbrand terecht komt nemen. Dat hert lijdt nog dagenlang voordat het eindelijk sterft. Het is gemakkelijk te zien dat dat lijden geen groter goed dient, want een zombiehert zou in alle externe opzichten hetzelfde effect teweeg hebben gebracht, en het lijden van het hert is een puur subjectief fenomeen dat voor een dier zonder morele plicht geen rechtvaardiging kan hebben.
Antwoord:
Dat argument faalt op verschillende punten. Wat weten van de morele staat van een hert? En hoe weten wij of lijden door een dier zonder morele plicht geen rechtvaardiging kan hebben? Dat is gewoon een verschuiving van het „afwezigheid van bewijs”-argument.
Maar veel belangrijker: hoe weten wij dat God niet precies dat — een zombiehert laten sterven — gedaan heeft? Als wij die oplossing kunnen verzinnen, dan God zeker!
((Te doen: dan wordt dieren kwellen een moreel neutrale actie. Neen, want — alweer hetzelfde type argument — wij weten niet of een gegeven individueel dier qualia heeft of niet, of God die oplossing heeft gekozen of niet.
Als God toestaat dat dieren — die geen morele plicht hebben — lijden is Hij een immorele God.))
Tegenwerping (God heft kwaad op):
  1. God is overal.
  2. God is het goede.
  3. Dus het goede is overal (uit 1 en 2).
  4. Kwaad is het ontbreken van het goede.
  5. Dus er is geen kwaad: het goede ontbreekt nergens (uit 3 en 4).
Antwoord:
((Te doen. Dit raakt ook aan het bestaan van de „buitenste duisternis”, en zelfs de ontlediging van de Zoon. Één punt is het verwarren van goedheid (de kwaliteit) en het goede (de drager van die kwaliteit).))
Tegenwerping (God weerlegd door onvolmaaktheid):
Graham Robert Oppy geeft in zijn Logical Arguments from Evil and Free Will Defences
  1. Als God bestaat is Hij de volmaakte ex-nihilo­schepper van het heelal.
  2. Het heelal is onvolmaakt.
  3. De daden van een volmaakt wezen kunnen de mate van volmaaktheid van de wereld niet verminderen.
  4. Als God bestaat, dan is de wereld vóór de schepping volmaakt.
Antwoord:
((Te doen.))
Er zijn nog wat premissen nodig om dit een sluitend argument te maken, en die toevoegen brengt de denkfout naar voren. Als iets een waarde van maximaal 1 kan hebben, en dat ook heeft, is het volmaakt. Is een daad die de maximale waarde naar 100 brengt en de feitelijke naar 50 er een die een volmaakt wezen zou moeten uitvoeren of nalaten?

Het beantwoorden van de vraag of kwaad en lijden passen bij een goede God is moeilijk te beantwoorden, doordat we nogal wat beperkingen hebben die ons oordeel invalideren. Uiteindelijk mogen wij uit evidentie X (lijden) alleen concluderen dat Y (geen God) als ¬X waarschijnlijk zou zijn geweest onder ¬Y — maar hoe kunnen we dat weten?

  1. We missen relevante feitelijke informatie.
  2. Ons verstand is beperkt, en de complexiteit van het probleem gaat boven ons vermogen uit.
  3. Wij weten niet wat metafysisch mogelijk of noodzakelijk is (intensie).
  4. Wij kennen de complete collectie mogelijkheden niet (extensie).
  5. Wij kennen de complete collectie waarden niet.
  6. Onze capaciteit tot het maken van weloverwogen waardeoordelen is beperkt.
  7. Onze modale intuïtie laat ons in de steek buiten de normale ervaringswereld. ((Net zoals ons zicht onder water onjuiste afstanden voorspiegelt, zo geeft ook onze zedelijke intuïtie ons valse informatie wanneer toegepast op God.))

Specifieker, wij hebben geen goede reden te geloven dat de vormen van moreel goed, moreel kwaad, rechtvaardigingen van kwaad door groter goed, en zo voort die wij kennen overeenkomen met de werkelijke verzamelingen van die vormen. Ook hebben wij geen reden te geloven dat het door ons waargenomen goed en kwaad de meerderheid vormt van het werkelijk aanwezige.

((Te doen.))

Als God deze wereld denkt heeft Hij een „dirty mind”. Antwoord: heeft iemand die verhalen bedenkt waarin het goed het kwaad overwint een dirty mind — ook al bevatten die verhalen beschrijvingen van dat kwaad?

Iemand die zich werkelijk bekeert, en getransformeerd wordt door berouw, is niet meer de persoon die die misdaden begaan heeft. Dit is een deeltje van wat Christenen bedoelen met „een nieuwe schepping worden”. Het is onrechtvaardig deze persoon te straffen voor wat die eerdere persoon gedaan heeft — al blijft de strafwaardigheid op zich bestaan, en erkent juist die nieuwe persoon zijn strafwaardigheid. Jezus heeft de zonden van die persoon afgenomen, en op Zichzelf genomen.

Als iemand zo veel trots heeft dat hij zich slechts in een extreme situatie aan de handen van God zou toevertrouwen, en dit toevertrouwen nodig is om hem te redden, zal een goede God zo'n situatie creëren — bij voorbeeld het doodbranden in een autoöngeluk.

Natuurlijk kwaad uitbeelden: de gipsbeelden ontstaan door lavaholen te vullen in Herculaneum — daar zie je mensen krimpen van de pijn omdat ze levend verbrand worden door de uitbarsting.

Ons ethisch besef vertelt ons dat een werkelijk goede God het kwaad (⇒ ellende) moet haten — ook ons kwaad!

Zonder God is er geen absolute moraal, en dus geen objectief moreel kwaad. Ook is er geen natuurlijk kwaad, want dat berust op de morele regel dat lijden slecht is. Het bestaan van kwaad steunt dus het theïsme.

Ook wie niet in objectieve ethiek gelooft kan het kwaad als argument tegen God gebruiken — als poging aan te tonen dat het wereldbeeld van de theïst incoherent is.