Σεβομαιꜛ
σεβομαι
- Mattheüs 15:9, Marcus 7:7
- Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.
- Handelingen 13:34
- Handelingen 13:50
- Handelingen 16:14
- Handelingen 17:4
- Handelingen 17:17
- Handelingen 18:7
- Handelingen 18:13
- Handelingen 19:27
De titel σεβαστοςꜛ betekent dan zoiets als ‚eerwaarde’ꜛ, en werd gebruikt als de vertaling van het Latijn Augustusꜛ, met de betekenissen ‚Majesteit’ꜛ en ‚keizerlijk’ꜛ.
- Handelingen 25:21
- Handelingen 25:25
- Handelingen 27:1
σεβασμαꜛ
- Handelingen 17:23
- 2 Thessalonicenzen 2:4
σεβαζομαιꜛ
- Romeinen 1:25
ασεβηςꜛ
- Romeinen 4:5
- Romeinen 5:6
- 1 Timotheüs 1:9
- 1 Petrus 4:18
- 2 Petrus 2:5-6
- 2 Petrus 3:7
- Judas 4
ασεβειαꜛ
- Romeinen 1:18
- Romeinen 11:26
- 2 Timotheüs 2:16
- Titus 2:12
- Judas 18
Judas pakt in één vers die vormen samen, en voegt daar nog ασεβεωꜛ, ‚goddeloos bedrijven’ꜛ, aan toe:
- Judas 14z-15
- Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden,
- om over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen [ασεβης, maar in de oudste handschriften staat πσυχη — ziel] te straffen voor al hun goddeloze [ασεβεια] werken, die zij goddeloos bedreven [ασεβηω] hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze [ασεβης] zondaars tegen Hem gesproken hebben.