Πνεω

Πνεω is waaien of blazen van wind.

Mattheüs 7:25
En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest.
Mattheüs 7:27
En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot.
Lukas 12:55
En wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, zegt gij: Er zal hitte komen, en het gebeurt.
Johannes 3:8
De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is.
Johannes 6:18
en de zee werd onstuimig, daar er een harde wind woei.
Handelingen 27:40
En zij haalden de ankers op en lieten zich voor de zee wegdrijven, terwijl zij meteen de roerbanden losmaakten, het voorzeil voor de wind hesen en op het strand aanhielden.
(Letterlijk: ‚voor het waaien’.)
Openbaring 7:1
Daarna zag ik vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde, die de vier winden der aarde vasthielden, opdat er geen wind zou waaien over de aarde, of over de zee, of over enige boom.

Het hiervan afgeleide zelfstandige naamwoord, πνευμα, komt maar liefst 344 maal voor in het Nieuwe Testament. Oorsponkelijk betekent het ‚het waaien’, ‚windvlaag’, en vandaar ‚ademtocht’, ‚levensadem’, ‚geest’, ‚Heilige Geest’.

Van πνευμα zijn weer afgeleid de woorden πνευματικος en πνευματικως, ‚geestelijk’, respectivelijk als bijvoeglijk naamwoord en als bijwoord.

Een ander zelfstandig naamwoord op deze stam, πνοη, heeft deels dezelfde betekenissen:

Handelingen 2:2
En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren;
Handelingen 17:25
en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij nog iets nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft.

Zijn πνιγω, ‚wurgen’ (Mattheüs 13:7, Mattheüs 18:28, Marcus 5:13), en πνικτος, het gewurgde (Handelingen 15:20, Handelingen 15:29, Handelingen 21:25), hiermee verwant?