Geest uit stof

Tegenwerping (Stof brengt geest voort):
Mogelijk zou geest uit stof kunnen ontstaan.
Antwoord:
Maar geest heeft eigenschappen die irreducibel zijn tot die van stof. Bewustzijn is irreducibel tot mechanische eigenschappen; waarde is irreducibel tot waardeloosheid, intentie is irreducibel tot drang, vrijheid is irreducibel tot een combinatie van determinisme en toeval.
Tegenwerping (Transcendent stof):
Een geest kan zich werelden denken die irreducibel zijn tot die geest. Dat is geen tegenspraak, want die geest is dan transcendent aan die wereld. Misschien kan stof, een wereld, op vergelijkbare wijzen ook geesten produceren waar het dan transcendent aan is.
Antwoord:
Een dergelijk wereldbeeld is transcendentaal, en wordt aldaar besproken. Kortweg zou die „materie” van ons niveau uit gezien dan eerder geest zijn.
Tegenwerping (Intentionele opstelling):
Intentie, en daarmee bewustzijn, hangt af van onze opstelling. Zolang wij een robot puur causaal, mechanisch blijven beschouwen, heeft die inderdaad voor ons geen bewustzijn. Als we haar daarentegen als wezen met intenties zien, ervaren we onmiddellijk dat ze bewustzijn heeft.
Antwoord:
Dat gevoel kan inderdaad gemakkelijk opgewekt worden — het is een extern epifenomeen dat kan verklaren hoe wij andere geesten kunnen menen te ervaren. Het is daarmee tevens een mooi voorbeeld van hoe een geest betekenis kan leggen in een syntactische constructie.
Tegenwerping (Geest vergt stof):
De ervaring leert ons dat iedere geest een stoffelijk substraat heeft. Een puur geestelijk wezen (engel, god) zal dus niet kunnen bestaan.
Antwoord:
In onze wereld lijkt de stelling juist — maar dat is een geval van de visnet-drogreden: inderdaad kunnen we op ons niveau, immanent, geen onstoffelijke geesten vinden. In veel droomwerelden is de stelling al onjuist. En de transcendente geest van enige wereld is vaak niet stoffelijk in die wereld aanwezig: als ik het verhaal van Roodkapje lees besta ik niet in de wereld die mijn geest schept.