Vertrouwen

De immanentist heeft een probleem betreffende zijn vertrouwen in voor­kennis, kennis a priori, doordat hij geen soevereine geest erkent.

Het gevolg van dit ontkennen is dat er geen bron van kennis van de waarheid bestaat — alle geesten zijn feilbaar, en mogelijk altijd falend. Door het ontbreken van die bron is controle van de kwaliteit van andere geesten onmogelijk, zoals een leerling zonder antwoordenboekje niet kan nagaan hoe goed hij zijn proefwerk gemaakt heeft.

Tegenwerping (Psychisch vertrouwen):
We zijn eenvoudigweg zo geconstrueerd dat we bepaalde overtuigingen hebben met een bijbehorend vertrouwen.
Antwoord:
Natuurlijk, ik kan iemand hypnotiseren en hem bepaalde overtuigingen ingeven, inclusief het vertrouwen dat die overtuigingen correct zijn. Ik kan haar op die manier bijvoorbeeld laten geloven dat ze een gebakken banaan is, en het bijbehorende vertrouwen in dat oordeel. Wat ik niet kan, is dat vertrouwen terecht laten zijn — zelfs als de overtuiging toevallig juist is. Wil dat vertrouwen terecht zijn, dan moet het immers volgen uit de correctheid van de bijbehorende overtuiging, en dat doet het in het geval van hypnose niet.
Wil deze tegenwerping hout snijden, dan moet er dus een proces zijn waardoor ons bezit van de overtuigingen en het vertrouwen volgt uit het juist zijn van die overtuigingen, en het onmogelijk is dat wij op die manier vertrouwen in onjuiste overtuigingen opdoen.
((Op deelpagina's staan soms verwijzingen naar voorgestelde processen van dien aard: evolutie, eindige goden, een pantheïstische god.))

((Toevoegen: hier speelt het dilemma.))