Parallellisme

Tegenwerping (Psychofysisch parallellisme):
Er is geen causaal verband tussen materie en geest.
Antwoord:
Psychofysisch parallellisme houdt in dat de materie geen enkele invloed op de geest heeft, zodat wij geen enkele reden hebben te geloven in het bestaan van die materie. Binnen het immanentisme is er ook geen externe kenbron die ons dat geloof zou kunnen verschaffen. Waarom zou ik dan in het bestaan van die materie geloven? Ockhams scheermes stelt dat het Idealisme als theorie strict de voorkeur heeft.

Volgens het parallellisme is de wereld een soort Magritte-film. We zitten in een kamer en kijken naar buiten door het raam — denken we. In werkelijkheid kijken we naar een film. Maar, zo belooft het parallellisme ons, als we het filmdoek zouden verwijderen zouden we daarachter precies het raam en de buitenwereld aantreffen die we op de film zien, en dat zonder dat er een camera is die dat beeld opneemt en aan de filmprojector doorgeeft.

Het parallelisme sneeft onder het transcendent argument. Hoe zouden we moeten weten dat materie bestaat? En al zouden we weten dat materie bestaat, dan zouden we nog niet weten dat materie en geest inderdaad parallel lopen — er is immers geen manier dat te controleren. En als materie en geest bestaan èn inderdaad parallel lopen, wat is daarvan dan de verklaring?

Tegenwerping (Harmonie):
Lichaam en geest lopen onafhankelijk van elkaar precies gelijk, als twee nauwkeurige en gelijkgestelde klokken.
Antwoord:
Hoe komen die klokken dan gelijkgesteld? Het immanentisme verwerpt een verklaring als Gottfried Wilhelm Leibniz' voorbeschikte harmonie, de theorie die stelt dat God als klokkenmaker de wereld zo geschapen heeft dat alle geesten en de materie gelijk op lopen.
Tegenwerping (Occasionalisme):
Nicolas Malebranche veronderstelde dat causaliteit tussen materie en geest slechts schijn is. Er is een kracht die continu het paralellisme handhaaft.
Antwoord:
Malebranche veronderstelde dat alle causaliteit slechts schijn is, en dat God de bron is van alle noodzakelijkheid, dus ook van wat wij zien als causale verbanden. Niets in het universum heeft een eigen essentie — alles is wat het is en doet wat het doet doordat God bij iedere gelegenheid (occasie) zijn wil doet kennen.
Dat is een redelijk en verdedigbaar standpunt, maar wel een transcendentistisch standpunt. Het is moeilijk in te zien welke andere kracht dan God deze taak op zich zou kunnen nemen. Een immanente kracht aannemen leidt al gauw tot circulariteit.