Ethiek

Een immanent wereldbeeld levert geen bron van zedelijke authoriteit, want altijd blijft de vraag „Waarom zou ik die authoriteit moeten gehoorzamen?”. De wereld zou wel een zedelijke pijl kunnen hebben, maar waar komt die dan vandaan en wat geeft haar authoriteit?

((„Ethiek uit de wereld”, dat nu bij naturalisme staat, hoort waarschijnlijk ook hier. Omgekeerd hoort het volgende wellicht bij naturalisme: Zedelijke waarden dienen hetzij waarneembaar, hetzij vanuit waarneembare zaken beredeneerbaar te zijn. Zulke waarneembare zaken zijn er niet, dus is er geen objectieve ethiek.))

Tegenwerping (Ethiek zonder God):
Theïsten zeggen altijd dat er geen atheïstische moraal zou zijn, maar dat is niet zo — atheïsten zijn heus niet immoreler dan gelovigen!
Antwoord:
De claim is dat er zonder God geen absolute moraal zou zijn, niet dat die er zonder Godsgeloof niet zou zijn. Juist het feit dat ongelovigen het bestaan van die moraal erkennen is een aanwijzing dat hun wereldbeeld onhoudbaar is. Gegeven die erkende moraal hebben zij de plicht op zijn minst te tonen dat die moraal mogelijk is, maar bij voorkeur te laten zien waar die vandaan komt.
Dit argument kan ook omgedraaid worden: ethische atheïsten maken het zichzelf moeilijk door zich aan leefregels te houden waaraan ze helemaal niet gebonden zijn. Kijk rond, jullie hebben jezelf bevrijd van God, bevrijd jezelf nu ook van die morele regels, en wees vrij! En als jullie beweren dat die moraal wel bestaat, kom maar op met het bewijs!
Tegenwerping (Moraal erkend):
Dat hoef ik niet te bewijzen, want jij erkent ook dat sommige zaken objectief zedelijk verkeerd zijn.
Antwoord:
Ja, maar met „zedelijk verkeerd” bedoel ik heel ruwweg „verboden door God”. Als jij dat ook bedoelt hebben we geen discussie; als je wat anders bedoelt: leg maar uit wat je dan bedoelt, toon maar aan dat dat bestaat, en dat het ons moreel bindt.
Tegenwerping (Ethisch gambiet):
Kun jij als gelovige ook maar één zedelijke eis noemen die ik als ongelovige niet zou kunnen stellen? Zo neen, dan voegt het geloof in een transcendente geest dus niets toe aan de moraal.
Antwoord:
Dat gambiet is zowel vals als irrelevant.
Vals
Als ik een eis als „eer God” noem, zul jij enkel antwoorden dat dat geen zedelijke eis is, en wellicht uitvaren dat die eis zelfs onzedelijk is. Natuurlijk zul jij bij alle eisen waarvan je de zedelijkheid niet inziet dit doen, bij alle eisen waarvan je de zedelijkheid wel inziet triomfantelijk uitroepen dat het Godsgeloof niets toevoegt, en alle eisen die ik niet maar jij wel erkent zien als bewijzen dat jouw ethiek beter is dan de mijne. Ik zou hetzelfde kunnen doen in de andere richting.
Irrelevant
Wij leven beiden in een door God met een zedepijl geschapen wereld, en kunnen beiden gevoelig zijn voor die pijl, en dus weet hebben van die eisen. In een niet aldus geschapen wereld zouden wij beiden, Godgelovige en wereldgelovige, geen weet van die eisen kunnen hebben — maar wij hebben niet zo'n wereld om dat te testen. In zo'n wereld zou natuurlijk nog steeds een door evolutie bevoordeelde drang tot overlevingbevorderend gedrag kunnen bestaan, die we dan wellicht „ethiek” zouden noemen, maar die geen aanspraak op universele geldigheid zou kunnen maken.
Tegenwerping (Waarden objectief zonder God):
Mensen hebben waarde: het zijn voor zover wij weten de enige redelijke wezens. Kennis heeft waarde, en dat maakt liegen slecht. En zo voort. Derhalve is God onnodig voor waarden
Antwoord:
Als ik rede en kennis waardeer hebben rede en kennis voor mij waarde — dat is de betekenis van „waarderen”. Maar als ik rede en kennis waardeer is die waarde subjectief. Enkel een macht over het hele heelal kan objectief waarderen.

((Te doen: Christenen claimen soms dat ze zonder geloof morele monsters zouden zijn, iets wat atheïsten niet begrijpen. De reden is dat de atheïst meestal vanuit een morele intuïtie leeft, terwijl de Christen door zijn reflectie vandaar tot ware moaliteit is gekomen. Valt die moraliteit dan weg, dan is die intuïtie niet meer voldoende.))