De zede­pijl

Als de moraal objectief is moet deze op de één of andere wijze buiten de mens in het heelal aanwezig zijn. De wereld moet een „zedepijl” hebben die ons gemeenschappelijk is. Men zou dit kunnen vergelijken met het aardmagnetisme: de richting van het magnetische noorden is objectief, doordat dit magnetisme buiten de mens in de wereld aanwezig is. Een ander voorbeeld vormen de drie ruimtedimensies en de ene tijdsdimensie. Wij kunnen meer ontdekken over dat noorden, of die dimensies, maar hun bestaan en aard zijn geen kwestie van smaak.

Net zoals de wereld een tijdruimtelijke structuur heeft heeft ze ook een zedelijke structuur: het doel van de wereld. Iets is in absolute zin goed als het overeenkomt met die structuur; in relatieve zin is iets goed als het aan zijn doel beantwoordt.

Dit beantwoordt de vraag naar het bestaan van objectieve morele maatstaven, maar niet die naar hun oorsprong, authoriteit en kenbaarheid. Hoe komt die pijl in de wereld, waarom zouden we ons op die pijl (moeten) richten, en hoe weten we waarheen die pijl wijst?

((Doordenken: is voor die authoriteit een transcendente geest nodig, of kan die pijl zelf authoriteit zijn? Er kan objectief goed en kwaad zijn, zonder dat wij de plicht hebben goed te zijn. Vermoedelijk komt de basale plicht tot goed zijn van de transcendente geest, maar de invulling van dat „goed” van de pijl. Blijft de vraag in hoeverre die basale plicht een vorm van tyrannie inhoudt. Het kennen van goedheid vergt ook een transcendente geest, net zoals het kennen van waarheid.))

Als ik goed moet zijn, moet ik de zedepijl van deze wereld volgen. Maar dat ik goed moet zijn kan niet volgen uit een immanente wereld: welke wetgever er ook wordt voorgesteld, hij kan enkel authoriteit hebben als er al een wet „gij zult die wetgever gehoorzamen” bestaat — en wie of wat is dan de wetgever die die wet authoriteit geeft?

Voor menselijke wetten geldt het Socratische ethische grondslag: we hebben er zelf voor gekozen onder die wetten te leven. Uitwerken. Transcendent reduceert dit tot de onfeilbaarheid van de transcendente geest: als die geest meent dat wij goed dienen te zijn, dan dienen wij goed te zijn. Als atheïsten zedelijk zijn, of beter: zede­plicht erkennen, is dat een argument voor God, want hun moraliteit is een erkenning van de door God in de wereld gelegde zedepijl.

Hier is helaas weer een groot stuk verloren gegaan bij de computercrash.

))

Tegenwerping (Betere wereld mogelijk):
De eenvoudigste wijze waarop God de wereld beter zou kunnen maken lijkt het aanpassen van de zedepijl. Als lijden onder precies die omstandigheden waaronder het plaatsvindt goed zou zijn, zou de wereld beter zijn.
Antwoord:
((Te doen.))