Γλωσσοκομονꜛ
Een andere afgeleide betekenis van γλωσσα is ‚mondstukꜛ van een instrument’, bijvoorbeeld een fluit. Van sommige instrumenten waren de mondstukken fragiel, en die werden dan bewaard in een foudraalꜛ, het γλωσσοκομον.
In de loop van de tijd ging dat woord γλωσσοκομον etuiꜛ of beursꜛ in het algemeen betekenen, en tenslotte geldbeursꜛ of kasꜛ. In die laatste betekenis komt het tweemaal voor in het evangelie volgens Johannes.
- Johannes 12:6
- Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam.
- Johannes 13:28-29
- Maar niemand van de aanliggenden begreep, waartoe Hij hem dit zeide; want sommigen meenden, dat Jezus, omdat Judas de kas hield, tot hem zeide: Koop wat wij nodig hebben voor het feest, of dat hij iets aan de armen moest geven.