Een unitaire geest

Wij kunnen niet redelijk redeneren over de aard van een transcendente geest, omdat die bestaat buiten de limiet, het gebied waarin onze rede geldig is. Wel kunnen we redeneren over de wijze waarop die geest zich doet gelden binnen onze wereld. Unitariteit is de leer dat die geest zich doet gelden als een zuivere eenheid, een pure uniformiteit, homogeneïteit.

Tegenwerping (unitaire god redelijker):
Een transcendente god lijkt mij redelijk, maar dan moet het wel een zuiver unitaire god zijn.
Antwoord:
Dat leidt tot monisme. Binnen de wereld bestaat verscheidenheid: de situatie hier is niet als de situatie daar, de situatie nu is niet als de situatie toen. Dat onderscheid bestaat dus ook (vanuit deze wereld gezien) in de geest die de wereld droomt — en daarmee is die geest niet unitair.

Een zuiver unitaire geest is ook niet te scheiden van zijn droom, en daarmee niet transcendent. Dit leidt tot pantheïsme.

Een zuiver unitaire geest kan ook geen morele waarden hebben, want die vergen een „ander” — in het geval van die geest een niet-contingente ander. Onze moraliteit kan dus geen reflectie van de moraliteit van die geest zijn, en wordt daarmee willekeurig, hooguit een gril van die geest.