Pantheïsme

De leer dat er één god is, die gelijk is aan al wat bestaat.

Doordat de mogelijke pantheïstische god niet boven de wereld staat zijn de categorieën waarmee de wereld begrepen kunnen worden uiteindelijk dezelfde als die waarmee die god begrepen kan worden. Zo geldt dat als die god één is, de wereld ook één moet zijn (het monisme) — dus dan is het door ons gemaakte onderscheid tussen hier en daar, tussen waar en onwaar, tussen goed en verkeerd, slechts illusie. Dit is het standpunt van verschillende Indische godsdiensten.

Als de pantheïstische God één is, is de wereld één: monisme. Ik ben dan God: solipsisme. Hetzij de wereld is oneindig, hetzij God is eindig.

Anderzijds, als het onderscheid in de wereld werkelijk is, is die god niet één, en komen alle problemen van eenheid en identiteit terug: naast de vraag hoe ik een identiteit kan hebben komt dan de vraag hoe die god die kan hebben. Een pantheïstische god die niet één is maar samengesteld heeft dezelfde problemen zichzelf te kennen als ik heb.

Dat maakt het probleem van het kwaad binnen het pantheïsme acuut: een pantheïstische God is verantwoordelijk voor alles wat er gebeurt — dus hetzij alles in de wereld is goed, hetzij God is niet goed. Als er kwaad in de wereld is, is de pantheïstische God daarmee geen aanbidding waard. Als er geen kwaad is, is alles goed, en dus geoorloofd. Als de pantheïstische god niet goed is, komen alle problemen van de slechte god hier ook voor.

Tegenwerping (Panentheïsme):
Het heelal is God: net als ons lichaam een geest heeft, heeft het heelal als geheel dat ook.
((Te doen: voor de panentheïst is het universum niet de totaliteit van God.))
Antwoord:
In principe is er geen wijsgerig bezwaar tegen de notie dat een deel van een levend wezen weer een levend wezen is. Als een bloed­lichaampje geest en voldoende intelligentie had en ons als zijn wereld zag, zouden wij zo'n wereld­geest voor hem of haar zijn. Of het heelal in zijn totaliteit een lichaam is waar een geest bij hoort verandert dan ook niets aan de filosofische argumentatie. Hooguit is er één geest meer te verklaren. Nu zijn er sommigen die menen dat die wereldgeest God is — die overtuiging heet panentheïsme. Nu is „God” natuurlijk maar een naam, dus die eventuele geest zo te noemen heeft op zich geen wijsgerige of religieuze implicaties. Wie meent dat er boven deze wereld-met-wereldgeest niets meer is, is een panentheïstische immanentist. Wie gelooft dat er wel een geest boven deze wereld staat is een transcendentist, en doet er beter aan die geest God te noemen, om begripsverwarring te vermijden.
Ook wie meent dat die wereldgeest niet bestaat binnen het universum-als-lichaam (zoals onze geest binnen ons lichaam bestaat), maar dat andersom juist het universum bestaat binnen de gedachten van die wereldgeest is geen panentheïst maar gewoon een transcendentist — net zoals de Christen.
Tegenwerping (Bezielings­intuïtie leidt tot godsgeloof):
Jonge kinderen menen dat alles bezield is. Wij hebben spiegel­neuronen, en die stellen ons in staat bewustzijn, wil, gevoelens en oordelen aan een ander, of aan iets anders, toe te kennen. In de loop van ons leven ervaren wij dat veel zaken onbezield zijn, maar van het heelal als geheel ervaren wij dat nooit, en dus blijven wij zitten met het gevoel dat het universum bezield, dat wil zeggen: God, is.
Antwoord:
Het is zeer de vraag of kinderen het universum als geheel beleven als een eenheid waaraan bewustzijn toegeschreven kan worden (anders dan als een extensie van het eigen lichaam, waarin de eigen wil geldt, maar die overtuiging wordt door de ervaring nu juist wel nadrukkelijk weerlegd in het zogeheten breken van de wil waarin het kind leert dat de eigen wil en wat er gebeurt twee verschillende zaken zijn).
Als dit gevoel algemeen was zou pantheïsme de „gewone” vorm van religie moeten zijn. In werkelijkheid zien we dat animisme in combinatie met het geloof in een „hoge god” verreweg het meest algemeen is. Animisme valt inderdaad te verklaren uit een onterechte personificatie, maar niet van het heelal als geheel, en die hoge god valt normaliter niet samen met het heelal — integendeel, vaak heeft hij zich boos of teleurgesteld uit de wereld teruggetrokken.

((Te doen.))

Jainisme toevoegen.

Pantheïsten hebben duidelijk gelijk dat de door hen vereerde entiteit (het heelal) bestaat. Hun fout is het geloof dat die entiteit aanbidding waardig is, en bijkomende fouten zijn alle ten onrechte aan haar toegeschreven eigenschappen: dat ze gebeden zou (ver)horen, de schepper zou zijn, een inherent doel heeft, waarden inbrengt, ‥ Het heelal heeft waarden, maar die inhereren haar op dezelfde wijze als ze ons inhereren — onzes ondanks.