Maria de moeder van Jezus

Zelfs Maria heeft het geestelijke zwaard nodig gehad om haar eigen gedachten van die van God te scheiden.

Lukas 2:34-35
En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt — en door uw eigen ziel zal een zwaard [R] gaan —, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.
(Het „και” waarmee de tussenzin aanvangt kan wellicht beter met „ook”, of „zelfs” worden weergegeven: ook door uw eigen ziel (King James: through your own soul also). Wat voor die velen geldt geldt evenzeer voor haarzelf.)

In het bijzonder vindt ze het moeilijk te accepteren dat Jezus haar cliënt niet meer is. Tot driemaal toe moet Jezus haar terechtwijzen. Eerst als Hij twaalf is, en dus net wettelijk zelfstandig (Bar mitzva) is geworden.

Lukas 2:48-50
Hier heeft Maria nog het recht Zijn gehoorzaamheid te eisen (Lukas 2:51a), maar had dat niet moeten doen.

Dan tijdens de bruiloft in Kana.

Johannes 2:3-5
En toen er gebrek aan wijn kwam, (1) zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. (2) En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen. (3) Zijn moeder zeide tot hen, die bedienden: Wat Hij u ook zegt, doet dat!
  1. Maria wil Jezus een opdracht geven — wellicht om wijn te gaan kopen;
  2. Jezus wijst haar terecht: zij kan Hem geen opdrachten meer geven, en het moment waarop Hij vreemden moet gehoorzamen is nog niet aangebroken. Hij gebruikt daarbij de afstandelijk-respectvolle aanspreektitel „vrouw”, om aan te geven dat zij zonder onderwerping geen familie van Hem is.
  3. Maria ziet in dat Jezus de patroon is, en maakt Diens positie duidelijk aan de bedienden.

En nogmaals als Hij te ver lijkt te gaan in zijn onderwijs. Zelfs kwam zij er toen toe te zeggen dat Jezus gek was.

Marcus 3:21
En toen zijn naastbestaanden dit hoorden, gingen zij heen om Hem te halen, want zij zeiden: Hij is niet bij zijn zinnen.
Mattheüs 12:46-50
Terwijl Hij nog tot de scharen sprak, zie, zijn moeder en broeders stonden buiten en trachtten Hem te spreken te krijgen. En iemand zeide tot Hem: Zie, uw moeder en uw broeders staan buiten en trachten U te spreken te krijgen. Maar Hij antwoordde de boodschapper en zeide: Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder.
Marcus 3:31-35
En zijn moeder en zijn broeders kwamen, en buiten staande zonden zij iemand tot Hem om Hem te roepen. En een schare zat rondom Hem en zij zeiden tot Hem: Zie, uw moeder en uw broeders en uw zusters staan buiten en zoeken U. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Wie zijn mijn moeder en broeders? En rondziende over degenen, die in een kring rondom Hem zaten, zeide Hij: Zie, mijn moeder en mijn broeders. Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder.
Lukas 8:19-21
Zijn moeder en broeders kwamen tot Hem en zij konden Hem niet bereiken vanwege de schare. Men boodschapte Hem: Uw moeder en uw broeders staan buiten en willen U zien. Hij antwoordde echter en zeide tot hen: Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen, die het woord Gods horen en doen.

Beide laatste keren raakt Jezus haar daar waar het pijn doet: in de ontkenning van haar moederschap en verwantschap. Als zij Hem niet volgt is zij een vreemde, een vrouw met wie Hij niets te doen heeft. Ook de eerste maal hint Hij daar al op, door God als Zijn echte Vader aan te duiden.