Het dal Hinnom of Ben-Hinnom

Jozua 15:8
Vervolgens liep de grens op naar het dal Ben-Hinnom, naar de zuidelijke berghelling van de Jebusieten, dat is van Jeruzalem; dan liep de grens op naar de top van de berg, die westelijk tegenover het dal Ben-Hinnom aan het noordelijke uiteinde van de vallei der Refaïeten ligt.
(Septuagint: Φαραγξ (kloof) Ονομ.)
Jozua 18:16
Verder daalde de grens naar het uiteinde van het gebergte, dat oostelijk van het dal Ben-Hinnom ten noorden van de vallei der Refaïeten ligt; vervolgens daalde zij naar het dal Hinnom, zuidelijk langs de berghellingen der Jebusieten, en daalde dan naar de bron Rogel.
(Septuagint: eerst ναπη (bosdal) Ονναμ en dan Γαιεννα, van het Hebreeuws gai (ravijn) Hinnom.)
2 Kronieken 28:3
ja, hij ontstak offers in het dal Ben-Hinnom en verbrandde zijn zonen met vuur in overeenstemming met de gruwelen der volken, die de Here voor het aangezicht van de Israëlieten had verdreven.
(Septuagint: Γαιβενενομ, van het Hebreeuws gai ben (zoon van) Hinnom.)
2 Kronieken 33:6a
Ja, hij deed zijn zonen door het vuur gaan in het dal Ben-Hinnom en liet zich in met toekomstvoorspellingen, waarzeggerij en toverij, en stelde bezweerders van doden en van geesten aan.
(De Septuagint heeft Γαι-βαναι-εννομ.)
Nehemia 11:30z
Zij vestigden zich van Berseba af tot aan het dal Hinnom.
(Dit vers ontbreekt in de Septuagint.)
Jeremia 7:31-32
en zij hebben de hoogten van Tofeth gebouwd, die zich in het dal Ben-Hinnom bevinden, om hun zonen en dochters met vuur te verbranden, hetgeen Ik niet geboden heb en wat in mijn hart niet is opgekomen. Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat niet meer gezegd zal worden: Tofeth en dal Ben-Hinnom, maar: Moorddal; en men zal in Tofeth begraven bij gebrek aan plaats,
(De Septuagint heeft Φαραγξ υιου (van υιος, zoon) Εννομ.)
Jeremia 19:2
uit naar het dal Ben-Hinnom, dat voor de Schervenpoort ligt, en roep daar de woorden uit, die Ik tot u zal spreken,
(Hier heeft de Septuagint „begraafplaats van de zoon van de bouwer”)
Jeremia 19:6
Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat deze plaats niet meer zal genoemd worden Tofeth en dal Ben-Hinnom, maar Moorddal.
(Septuagint: „begraafplaats van de zoon van Εννομ”, en als nieuwe naam: „begraafplaats van de σφαγη” — slachting of moord.)
Jeremia 32:35
en zij bouwden de hoogten van de Baal, die zich in het dal Ben-Hinnom bevinden, om hun zonen en dochters aan de Moloch te wijden, wat Ik hun niet geboden had en wat bij Mij niet opgekomen was, het bedrijven van deze gruwel om Juda te doen zondigen.
(Septuagint: Φαραγξ υιου Εννομ.)

In Ben-Hinnom lag de offerhoogte Tofeth.

Vanwege zijn verschrikking als dal van kinderverbranding werd het dal Ben-Hinnom, in de Griekse vorm Γεεννα (Gehenna) tot een beeld voor pijniging in vuur — vertaald met hel.

Mattheüs 5:22
Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur.
Mattheüs 5:29-30
Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare.
Mattheüs 10:28
En weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.
Mattheüs 18:9
En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u. Het is beter voor u met één oog ten leven in te gaan, dan met twee ogen in het hellevuur geworpen te worden.
(Het parallelvers Mattheüs 18:8 heeft „het eeuwige vuur”.)
Mattheüs 23:15
Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij trekt zee en land rond, om een bekeerling te maken, en wanneer hij het wordt, maakt gij van hem een kind der hel, tweemaal zo erg als gij het zelf zijt.
Mattheüs 23:33
Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel?
Marcus 9:43-48
En indien uw hand u tot zonde verleidt, houw haar af. Het is beter, dat gij verminkt ten leven ingaat, dan dat gij met uw twee handen ter helle vaart, in het onuitblusbare vuur, [] En indien uw voet u tot zonde zou verleiden, houw hem af. Het is beter, dat gij kreupel ten leven ingaat, dan dat gij met uw twee voeten in de hel geworpen wordt, [] En indien uw oog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit. Het is beter, dat gij met één oog het Koninkrijk Gods binnengaat, dan dat gij met twee ogen in de hel geworpen wordt, waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust.
(Op de met [] aangegeven plaatsen wordt in late handschriften vers 48 herhaald.)
Lukas 12:5
Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem!
Jakobus 3:6
Ook de tong is een vuur, zij is de wereld der ongerechtigheid; de tong neemt haar plaats in onder onze leden, als iets, dat het gehele lichaam bezoedelt en het rad der geboorte in vlam zet, terwijl zij zelf in vlam gezet wordt door de hel.