Combinaties van rhetorische vragen

Om een uitgebreidere boodschap mede te delen is het soms nodig meer dan één rhetorische vraag te stellen, en deze kunnen dan van verschillend type zijn.

Positief en negatief gaan samen als één antwoord verworpen wordt ten gunste van een ander.

Numeri 12:2m
Heeft de Here soms uitsluitend door Mozes gesproken, heeft Hij ook niet door ons gesproken?
Jeremia 7:19
Ben Ik het, die zij krenken? luidt het woord des Heren. Doen zij het zichzelf niet, tot beschaming van hun aangezicht?
Jeremia 23:23-24
Ben Ik een God van nabij, luidt het woord des Heren, en niet een God van verre? Zou zich iemand in schuilhoeken kunnen verschuilen, dat Ik hem niet zou zien? luidt het woord des Heren. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? luidt het woord des Heren.
(Let op: de eerste vraag moet worden begrepen als: ben Ik enkel een God van nabij? Ben Ik niet ook een God van verre?)
Ezechiël 18:23
Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? luidt het woord van de Here Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve?

Als het besproken feit al negatief is, kan een rhetorische vraag een dubbele ontkenning krijgen.

Ezechiël 18:25z
Hoort toch, huis Israëls, is mijn weg niet recht? Zijn niet veeleer uw wegen niet recht?
Ezechiël 18:29
Maar het huis Israëls zegt: De weg des Heren is niet recht. Zijn mijn wegen niet recht, huis Israëls? Zijn niet veeleer uw wegen niet recht?

Negatief en positief.

Numeri 22:30a
Maar de ezelin zeide tot Bileam: Ben ik niet uw ezelin, waarop gij uw leven lang tot op deze dag hebt gereden? Ben ik ooit gewoon geweest u zo te behandelen?

Negatief en open.

Lukas 17:17
En Jezus antwoordde en zeide: Zijn niet alle tien rein geworden? Waar zijn de negen anderen?

Open en negatief.

1 Samuël 1:8
En haar man Elkana zeide tot haar: Hanna, waarom weent gij en waarom eet gij niet? Waarom zijt gij zo verdrietig gestemd? Ben ik u niet meer waard dan tien zonen?
(De implicatie van de eerste twee, open, vragen is: Het antwoord dat ge zoudt willen geven accepteer ik niet.)
Romeinen 6:2z-3
Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn?
1 Samuël 6:6
Waarom toch zoudt gij uw hart verharden, zoals de Egyptenaren en Farao hun hart verhard hebben? Lieten zij hen niet trekken, toen Hij hun zijn macht liet gevoelen, en zij gingen?

Open, negatief en weer open.

Richteren 9:28
Gaal, de zoon van Ebed, zeide: Wie is Abimelek, en wat is Sichem, dat wij hem zouden dienen? Is hij niet de zoon van Jerubbaäl en is niet Zebul zijn stadhouder? Dient de mannen van Hemor, de vader van Sichem, maar waarom zouden wij hem dienen?

Positief, open en positief.

Jeremia 2:31-32
O gij geslacht, verneem het woord des Heren: Ben Ik voor Israël een woestijn geworden of een land van dichte duisternis? Waarom zegt dan mijn volk: Wij zijn weggelopen, wij zullen niet meer tot U komen? Zal een meisje haar tooi vergeten, een bruid haar gordel? Maar mijn volk heeft Mij vergeten, talloze dagen.

Open en positief.

1 Samuël 25:10-11
Maar Nabal antwoordde de dienaren van David: Wie is David? En wie is de zoon van Isai? Er zijn tegenwoordig veel knechten, die van hun heer weglopen. Zou ik dan mijn brood, mijn water en wat ik voor mijn scheerders geslacht heb, nemen en aan lieden geven, van wie ik niet weet, waar zij vandaan komen?
Jesaja 66:8-9
Wie heeft zo iets gehoord, wie heeft iets dergelijks gezien? Wordt een land op één dag voortgebracht of een volk op eenmaal geboren? Maar Sion heeft nauwelijks barensweeën gekregen, of zij baarde haar kinderen. Zou Ik ontsluiten en niet doen baren? zegt de Here. Of ben Ik een, die doet baren en toesluit? zegt uw God.
Ezechiël 15:2-5
Mensenkind, wat heeft het hout van de wijnstok voor op alle ander rankendragend hout tussen de bomen van het woud? Neemt men daarvan hout om dat tot iets te verwerken of maakt men daarvan een pin om er van alles aan op te hangen? Zie, het wordt tot voedsel aan het vuur gegeven; het vuur heeft de beide uiteinden verteerd, het middenstuk brandt: deugt het nog om verwerkt te worden? Zelfs toen het nog gaaf was, werd het niet tot iets verwerkt; hoeveel te minder, als het vuur het verteerd heeft, en het verbrand is; zal het dan nog tot iets worden verwerkt?

Positief en dreigend.

2 Samuël 3:8
Toen werd Abner zeer toornig over de woorden van Isboset en zeide: Ben ik een hondskop, die het met Juda houdt? Ik ben nog steeds trouw aan het huis van uw vader Saul, aan zijn broeders en aan zijn vrienden, en ik heb u niet in Davids handen laten vallen, en thans verwijt gij mij een misstap met een vrouw?

Open, positief en negatief.

Job 6:11-13
Wat is mijn kracht, dat ik zou kunnen wachten, en wat is mijn vooruitzicht, dat ik nog langer zou willen leven? Is mijn kracht die van steen, is mijn lichaam van koper? Of ben ik niet volkomen hulpeloos, en is redding voor mij niet uitgesloten?