Overdrijving van de grootte van Gods volk

De grootte van het volk Gods wordt systematisch overdreven.

1 Koningen 4:20
Juda en Israël waren talrijk als het zand aan de zee in menigte; zij aten en dronken en waren blijde.
Zie ook
Deuteronomium 1:10.

Als we als grootte van een zandkorrel voor het gemak even één kubieke millimeter nemen, bevat één kubieke meter zand een miljard zandkorrels — vele malen meer dan de wereldbevolking in die tijd. En kort tevoren was er een volkstelling geweest, waarvan we twee opgaven hebben.

2 Samuël 24:9
En Joab meldde de koning de uitkomst van de volkstelling: Israël telde achthonderdduizend krijgslieden die het zwaard konden voeren; en de mannen van Juda waren vijfhonderdduizend.
1 Kronieken 21:5-6
Toen meldde Joab aan David de uitkomst van de volkstelling: alle Israëlieten tezamen waren één miljoen honderdduizend man, die het zwaard konden voeren; en Juda telde vierhonderdzeventigduizend man, die het zwaard konden voeren. Levi en Benjamin echter had hij niet meegeteld, want het bevel des konings was Joab een gruwel.
Zie ook
1 Kronieken 27:23.

Laten we het hoogste getal nemen, ruim anderhalf miljoen, en er nog een half miljoen bijdoen voor Levi en Benjamin. Laten er nog eens zoveel zijn geweest die te jong of te oud waren om het zwaard te voeren, en evenveel vrouwen als mannen, dan komen we op een totaal van nog geen tien miljoen mensen. Zelfs met een spectaculaire bevolkingsaanwas in de tussentijd komen we nog niet tot één procent van het aantal korrels in die ene kuub zand. Een vergelijkbaar probleem vormt de uitspraak van Salomo tijdens zijn droom.

1 Koningen 3:8
Zo staat uw knecht te midden van uw volk, dat Gij uitverkoren hebt, een groot volk, dat niet te tellen of te schatten is vanwege de menigte.

Vlak daarvoor wás het nog geteld. Het is dus duidelijk dat deze teksten niet letterlijk moeten worden genomen. De werkelijke betekenis is veeleer „een ongelooflijk groot volk”. Het is belangrijk dit in te zien, anders kunnen de nakomelingsbeloften van God aan Abraham niet juist begrepen worden.

Genesis 13:16
En Ik zal uw nageslacht maken als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zou kunnen tellen, ook uw nageslacht te tellen zou zijn.
Genesis 15:5
Toen leidde Hij hem naar buiten, en zeide: Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw nageslacht zijn.
(Indien het hier alleen om de zichtbare sterren gaat, dat zijn er minder dan tienduizend, waarvan er ruim duizend beschreven staan in de Almagest, het (in Arabische vertaling bewaard gebleven) werk van Ptolemaeus uit de tweede eeuw na Christus.)
Zie ook
Genesis 26:4, Genesis 28:14, Genesis 32:12, Exodus 32:13, Numeri 23:10, Jeremia 33:22, Hosea 1:10a.

Hier worden drie totaal verschillende hoeveelheden aangeduid (stof der aarde, sterren des hemels, zand aan de oever der zee), en iemand die één ervan letterlijk zou nemen zou daaruit kunnen afleiden dat ten eerste de mensheid de ruimte zal gaan bevolken (want op aarde passen zoveel mensen niet), en ten tweede de wederkomst nog een gigantische tijd op zich zal laten wachten. Beide conclusies zijn onterecht, zoals ook blijkt als gesteld wordt dat die belofte al vervuld is:

Genesis 22:16-17
Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des Heren: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen.
Hebreeën 6:13-15
Want toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij, omdat Hij bij niemand hoger kon zweren, bij Zichzelf, zeggende: Voorzeker zal Ik u zegenen en zekerlijk u vermeerderen. En zo, door geduld te oefenen, heeft deze het beloofde verkregen.
Hebreeën 11:12
Daarom zijn er dan ook uit een man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is.
Deuteronomium 10:22z
en thans heeft de Here, uw God, u talrijk gemaakt als de sterren des hemels.
Nehemia 9:23a
Ook hebt Gij hun zonen talrijk gemaakt als de sterren des hemels
Zie ook
Deuteronomium 28:62, 2 Samuël 17:11.
Voor andere vervullingen van hetzelfde beeld, zie Genesis 41:49, Jozua 11:4, Richteren 7:12, 1 Samuël 13:5, Psalmen 78:27.
In Exodus 8:17z gaat het waarschijnlijk enkel om het door de staf geraakte stof, niet om een wereldwijde muggenplaag.

Vandaar ook dat na Jakob het vermenigvuldigingsgebod niet meer gegeven wordt.

Zie ook Jesaja 10:22-23 (geciteerd in Romeinen 9:27-28), Jeremia 15:8a, Openbaring 20:8.