Inductie

Het is dank zij de orde in onze ervaringen dat wij dingen kunnen leren over de toekomst, doordat we aannemen dat die min of meer als het verleden zal zijn, of zaken begrijpen uit het verleden doordat we aannemen dat dat min of meer als het heden was. Inductie: morgen gaat waarschijnlijk de zon op, en die voetstappen op het tapijt zijn waarschijnlijk het gevolg van iemand die daar liep, en niet de spontane materialisatie van een vogelschaduw of de gedachte aan stoofpeertjes.

Mogelijk kan het volgende staaltje inductieve logica helpen te zien dat inductie niet vanzelfsprekend is.

Stel, ik wil weten of het waar is dat alle raven zwart zijn. De naïeve methode zou zijn het veld in te gaan, en raven te observeren. Iedere raaf die ik zie en die zwart blijkt sterkt me in de overtuiging dat alle raven zwart zijn. Als ik daarentegen een raaf zie die niet zwart is weerlegt dat de regel.

Ik zei „de naïeve methode”, want er is een veel slimmere aanpak: huiskamer­ornithologie, ontwikkeld door Carl Gustav Hempel. De bewering „Alle raven zijn zwart” is namelijk logisch gelijkwaardig met haar contrapositieve bewering „Alles wat niet zwart is is geen raaf”. Maar dat maakt mijn onderzoek een stuk eenvoudiger! In plaats van zoeken naar raven en constateren dat ze zwart zijn volstaat het dus niet-zwarte dingen te zoeken en te constateren dat het geen raven zijn. (Als zo'n niet-zwart ding wel een raaf was zou dat de regel weerleggen.)

Ik hoef dus helemaal het veld niet meer in: als ik op de fruitschaal een gele banaan zie sterkt me dat in de overtuiging dat alle raven zwart zijn. Sterker nog, zelfs een blauwe banaan, of een blauwe mus, geeft me niet te denken dat mijn idee van welke zaken welke kleuren hebben misschien onjuist is, en dat dus raven ook wel eens andere kleuren zouden kunnen hebben — neen, maakt mijn overtuiging enkel onwrikbaarder.

Tegenwerping (Regelmaat steunt inductie):
„Maar de door mij ervaren regelmaat maakt inductie aanvaardbaar. Ik zie dat de wereld van dien aard is dat ze inductie toelaat.”
Antwoord:
Dat ziet men inderdaad, maar om daaruit de conclusie te trekken dat ze dat over vijf minuten nog zullen zijn hebben we de veronderstelling nodig dat de wereld over vijf minuten lijkt op de wereld tot nog toe, en die veronderstelling is nou precies wat we moeten bewijzen. Op een orde-eiland is ze waarschijnlijk onwaar. Op gelijke wijze geeft wat ik ervaren heb op plek A me geen reden te vertrouwen dat dat ook op plek B zal gelden, en zo voort.
Tegenwerping (Ervaring bevestigt inductie):
„Maar iedere seconde dat ik zie dat het heden lijkt op het verleden wordt inductie bevestigd door ervaring. Iedere dag dat de zon opkomt zie ik mijn inductie die dat voorspelde bevestigd. Dat geeft vertrouwen.”
Antwoord:
Dat geeft alleen vertrouwen aan iemand die al in inductie gelooft. Uit het feit dat inductie in het verleden altijd gewerkt heeft kunnen we alleen met inductie betreffende de toekomst afleiden dat ook inductie betreffende de toekomst zal werken. Dat is de drogreden der petitio principii.

((Te doen.))

Grue/bleen.

Inductie steunt op het eenvormigheidsbeginsel.

Het probleem is veel groter dan hier geschetst, want wij nemen slechts onvolledige regelmaat waar, maar claimen volledige regelmaat — de onvolledigheid moet te wijten zijn aan (ons onbekende) externe invloeden, of wetten die net even anders zijn dan wij menen. Wij interpreteren de wereld dus vanuit een vooropgesteld ordebeginsel.

Naast wetmatigheid is ook lokaliteit nodig: er moeten deelsystemen te herkennen zijn die afzonderlijk analyseerbaar zijn, zonder inachtneming van de rest van de wereld.