Parasitisme

Ik geloof dat Mien gisteren in de stad was, want ik zag haar daar rijden. Jan beweert dat ik mij vergis, en dat Mien in werkelijkheid bij haar oma was. Zijn redenering: „We weten dat ze auto reed. Welnu, ze neemt de auto enkel om naar haar oma te gaan, en komt daarbij niet in de stad.”.

Jans redenering faalt, want door mijn verhaal te ontkennen is hij ook de wetenschap kwijt dat Mien autoreed. Als hij dat „feit” toch gebruikt parasiteert hij op mijn overtuiging.

(Jan zou dat autorijden wel als argument kunnen gebruiken in een bewijs uit het ongerijmde dat ik mij vergiste: „Stel, je hebt gelijk. Dan reed ze auto. Als ze auto reed was ze op weg naar haar oma. Als ze op weg was naar haar oma was ze niet in de stad. Dus heb je ongelijk.”)

Het feit dat Jan dat autorijden voor waar aanneemt kan wijzen op zelfmisleiding: hij meent mijn verhaal niet te geloven, maar gelooft het diep van binnen toch.

((Elders te doen.))

Schopenhauer writes, discussing the cosmological argument, in Über die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde (§20) that the principle of causality cannot be used ‘like a carriage which can be send home after one has arrived where one wanted to go’. There is another passage to the same point in Die Welt als Wille und Vorstellung (p.55) where Schopenhauer writes that the quest for an ultimate cause is dismissed after establishing God as the prime mover ‘just like the bees kill the drones after they have served their purpose’. So one might call Schopenhauer’s objection ‘the drone objection’ as well.