Tegenargumenten

Dikwijls wordt een tegenspraak geclaimd tussende aan een aanvaardbare geest gestelde eisen. Hier beschouwen we enige van die beweringen.

Tegenwerping (Volmaaktheid fnuikt scheppen):
Een volmaakt wezen heeft geen onvervulde verlangens of behoeften, en zal dus niets scheppen.
Antwoord:
Het eerste is waar, maar het tweede volgt niet. Een volmaakt danser heeft wellicht ook geen verlangens of behoeften — doordat hij kan dansen. God kan volmaakt zijn juist doordat Hij schept.
Als boventijdelijk wezen schept Hij tijdloos, dus er is geen tijd vóór het scheppen waarin hij onvolmaakt zou zijn geweest.
Tegenwerping (Volmaaktheid fnuikt onvolmaakt scheppen):
Een volmaakt wezen schept geen onvolmaakte wereld. Deze wereld is echter duidelijk onvolmaakt.
Antwoord:
Dat laatste is niet duidelijk waar — mijn Two Dozen Compossibles geeft een niet implausibel argument hoe deze wereld (maar niet dit universum) de best mogelijke zou kunnen zijn.
Tegenwerping (Onveranderlijkheid fnuikt scheppen):
God schiep één maal deze wereld — nu schept Hij hem niet, of anders dan een eeuw geleden. Dit strijdt met Zijn onveranderlijkheid.
Antwoord:
Dit argument berust op een misverstaan van de onveranderlijkheid van God. Net als ouders onveranderlijk kunnen vasthouden aan de regel „Tot hun tiende jaar moeten de kinderen om acht uur naar bed”, terwijl de kinderen op hun tiende verjaardag een verandering ervaren, kan God, tijdloos, deze tijdelijke wereld met al zijn variatie in plaats en tijd scheppen.
De tegenwerping dat scheppen noodzakelijk in de tijd gebeurt berust op een vergelijkbaar misverstaan van de claim dat God schepper is — in die temporele zin is Hij dat niet, of enkel vanuit ons gezichtspunt — Hij schept tijdloos alle zaken die ergens in onze tijd ontstaan.
Tegenwerping (Onveranderlijkheid fnuikt alwetendheid):
De wereld is veranderlijk, en de collectie ware uitspraken daarmee ook. Een almachtig wezen kent die veranderlijke collectie, en is daarmee veranderlijk.
(Ook tijdloosheid fnuikt alwetendheid, en daar transcendentie tijdloosheid impliceert: transcendentie fnuikt alwetendheid.)
Antwoord:
Dit argument berust op hetzelfde misverstaan als het vorige.
Als het kennen van God al een vorm van propositioneel weten is, dan kent Hij „(omni)tensed facts” als Heilige Geest, en onwetendheid door Zijn omwandeling op aarde.
((„Omnitensed” uitleggen: ik kan met mijn handen het plafond, en met mijn voeten de vloer aanraken. Als is mij maar van één hoogte van mijzelf bewust ben, denk ik (op voethoogte): „Hier raak ik de vloer aan”, en op handhoogte: „Hier raak ik het plafond aan”. In de tijdsrichting zijn wij zo beperkt. Zonder die beperking zouden we beide tegelijk kunnen denken — en de Heilige Geest is omnispatieel en omnitemporeel, en weet dus alle „tensed facts” inéén.))
Tegenwerping (Liefde weerlegt almacht):
Gods almacht weerlegt Zijn liefde als volgt:
  1. Als God van mij houdt wil Hij dat ik in Hem geloof.
  2. Als God almachtig is kan Hij maken dat ik in Hem geloof.
  3. Ik geloof niet in Hem.
  4. Dus bestaat er geen liefdevolle, almachtige God.
Antwoord:
((Te doen. Zowel 1 als 3 zijn zeer betwijfelbaar.))
Tegenwerping (Liefde weerlegt onveranderlijkheid):
Het is bij uitstek een kenmerk van liefde dat men zich laat aandoen door wat er met de geliefde gebeurt — men reageert, al is het maar inwendig. Iemand die niet warm of koud wordt door wat de geliefde ondergaat heeft niet lief. Welnu, een onveranderlijk wezen wordt niet warm of koud.
Antwoord:
Dit berust weer op het al eerder aangegeven misverstand van Gods onveranderlijkheid.
Tegenwerping (Transcendentie fnuikt alomtegenwoordigheid):
Transcendent betekent „buiten tijd en ruimte bestaand. Alomtegenwoordigheid betekent: overal binnen tijd en ruimte bestaand. Die twee sluiten elkaar uit voor een enkelvoudig wezen, omdat de transcendentieniveaus geen naadloze overgang bieden.
Antwoord:
Die eerste definitie klopt niet helemaal — de betekenis van „transcendent” is: op een hoger transcendentieniveau bestaand. Maar een lager niveau bestaat (als droom) op het hogere. Wij zijn transcendent aan onze dromen, maar zijn daar wel alomtegenwoordig in de zin dat we weten wat er geschiedt. en de oorzaak zijn van wat er geschiedt.
Tegenwerping (Alwetendheid fnuikt vrijheid):
Wie alwetend is kent zijn eigen toekomstig handelen.
Ook: alwetendheid plus goedheid determineert hoe te handelen.
Antwoord:
((Te doen.))
Tegenwerping (Rechtvaardigheid weerlegt liefde):
Rechtvaardigheid geeft precies wat verdiend is; liefde geeft iets beters dan wat verdiend is.
Antwoord:
Dit is inderdaad een formidabel argument, en we zullen moeten zien welk van de specifieke transcendente opties deze schijnbare tegenspraak kan omzeilen.
((Tegenwerping: de Christelijke God is noch voluit rechtvaardig (want vergeeft soms), noch voluit liefdevol (want vergeeft niet allen alles).))