De wateren

Bij de schepping scheidt God de wateren boven en onder het uitspansel, en later het land en de zee.

Genesis 1:7
En God maakte het uitspansel en Hij scheidde de wateren die onder het uitspansel waren, van de wateren die boven het uitspansel waren; en het was alzo.
Genesis 1:9
En God zeide: Dat de wateren onder de hemel op een plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome; en het was alzo.

De zond­vloed (een volksetymologie uit ‚sindvloed’, van een oud woord ‚sind’, dat ‚groot’ betekent — zo kende Enschede vroeger sindgraven als heersers). Hierbij worden in korte tijd enorme hoeveelheden water over de aardbodem gebracht. De Bijbel gebruikt voor de zondvloed overigens een speciaal woord.

Genesis 7:4
Want over nog zeven dagen zal Ik het op de aarde veertig dagen en veertig nachten doen regenen, en Ik zal alles wat bestaat, hetgeen Ik gemaakt heb, van de aardbodem verdelgen.
Genesis 7:12
En de slagregen was veertig dagen en veertig nachten over de aarde.
Genesis 7:19-20
En de wateren namen geweldig sterk toe over de aarde, en alle hoge bergen onder de ganse hemel werden overdekt. Vijftien el daarboven stegen de wateren, en de bergen werden overdekt.

Waarschijnlijk waren de bergen toen overigens niet zo hoog als nu: juist door het geweld van de zondvloed zijn bergen ontstaan.

Psalmen 104:6-9
De waterdiepte; Gij hebt haar als met een kleed bedekt, boven de bergen stonden de wateren; zij vloden voor uw dreigen, zij haastten zich weg voor de stem van uw donder; bergen rezen op, dalen zonken neer op de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd. Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden: zij zullen de aarde niet weer bedekken.

Toch kan een regen dit niet teweegbrengen zonder in zijn kracht de ark te versplinteren. Dit water kwam dan ook niet alleen uit de lucht vallen; er waren twee bronnen, waarvan, als de eerstgenoemde de belangrijkste is, de kolken der waterdiepten de grootste vormden.

Genesis 7:11
In Noachs zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend.
Genesis 8:2
De kolken der waterdiepte en de sluizen des hemels werden toegesloten en de regen uit de hemel hield op,
Psalmen 33:7
Hij verzamelt het water der zee als een dam, Hij legt watervloeden in schatkamers op.
(Evenals Spreuken 8:27-29 kan dit ook op de schepping en de scheiding der wateren slaan.)
Amos 5:8z
Hij, die het water der zee heeft opgeroepen en uitgegoten over de oppervlakte der aarde; Here is zijn naam!
Amos 9:5-6
Ja, de Here, de Here der heerscharen, die de aarde aanroert en zij wankelt, zodat al wie erop wonen jammeren, en zij geheel en al oprijst als de Nijl, en inzinkt als de rivier van Egypte; die in de hemel zijn opperzalen heeft gebouwd en zijn gewelf op aarde heeft gegrondvest, die het water der zee heeft opgeroepen en uitgegoten over de oppervlakte der aarde; Here is zijn naam.

Sinds de jaren 1990 is die waterdiepte bekend: sterk vereenvoudigd gesteld een waterhoudende aardlaag waarop de aardschollen drijven. Waarschijnlijk bevat die laag meer water dan het aardoppervlak met zijn zeeën en oceanen.

Mogelijke verwijzingen naar de zondvloed zijn nog Job 22:16, Psalmen 90:5a, Hebreeën 11:7, 1 Petrus 3:20z.

De zeewaardigheid van de ark is berekend door Hong: Zie hier.