Afgoden

Tammuz.

Ezechiël 8:14
De Akkadische verbastering van Dumu-zid (voluit Dumu-zid-Ab-zu, „trouwe zoon van Ab-zu”, de god van het zoete, levenbrengende water). Tammuz was een seizoengod die iedere herfst in de onderwereld afdaalt om in de lente weer tot leven te komen. Bij zijn jaarlijkse dood werd hij, een jonge, zeer mooie man, beweend door alle vrouwen, die hem daarmee een reden geven de komende lente weer te voorschijn te komen. In Syrië werd deze god vereerd als „Adonis” („Heer”, vergelijk „Adonai” = „mijn Heer”), en onder die naam (Αδωνις) is hij in de Griekse mythologie terechtgekomen, en kreeg zijn naam uiteindelijk de betekenis „lieverd” — en vanuit de Griekse mythologie is de naam uiteindelijk in het Nederlands beland als betiteling van een mooie man.

Ook de namen van Nabu en diens vader Bel (Marduk) worden in de Bijbel genoemd, en het twaalf dagen durende nieuwjaars­feest (in de maand Nisan, in de lente), waar Marduk letterlijk de andere goden ontving: die werden dan in processie naar Babylon gedragen, in zijn tempel gebracht (te beginnen met Nabu, die uit Borsippa kwam), en aan het eind weer teruggedragen. Naar Nabu zijn genoemd Nebukadnezar, Nebusazban („Nabu, red mij” — Jeremia 39:3, Jeremia 39:13z), Nebuzaradan („Nabu heeft nakroost verschaft” — 2 Koningen 25:8, 2 Koningen 25:11, 2 Koningen 25:20, Jeremia 39:9-11, Jeremia 39:13a, Jeremia 40:1, Jeremia 40:10, Jeremia 43:6, Jeremia 52:12, Jeremia 52:15-16, Jeremia 52:26, Jeremia 52:30).

Jesaja 46:1
Bel is ineengezonken, Nebo is terneergebogen, hun beelden zijn toegevallen aan het gedierte en aan het vee; zij, die door u omgedragen werden, zijn opgeladen, een last voor vermoeide dieren.
Jeremia 48:1m
Wee over Nebo want het is verwoest;
Jeremia 50:2
Boodschapt onder de volken en laat het horen, verheelt het niet, zegt: Babel is genomen, Bel staat beschaamd, Merodach terneergeslagen, beschaamd staan zijn beelden, terneergeslagen zijn drekgoden.
Jeremia 51:44
En Ik zal over Bel in Babel bezoeking doen, en hetgeen hij verslonden heeft uit zijn mond halen, en volken zullen niet meer naar hem toestromen; zelfs de muur van Babel is gevallen!

Rezef

2 Koningen 19:12, Jesaja 37:12
De archeologie leert dat de god Rezef zeer populair was op Cyprus. In Azië is deze naam, buiten de Bijbel, niet teruggevonden.

Dagon of Dagan.

Richteren 16:23, 1 Samuël 5:2-7
Dagon was erg populair bij de Amorieten uit Mari. Een van de grote tempels opgegraven in Tel Hariri, het oude Mari, is aan hem gewijd, evenals een latere tempel gevonden in Ras Esj-­Sjamra, het oude Oegarit. Blijkbaar hebben de Filistijnen later de cultus overgenomen; volgens 1 Kronieken 10:10 bleven ze Dagan wel zien als een andere dan „hun god”. Een dorp Beth-Dagon, ‚huis van Dagon’, lag op de grens tussen Juda en Aser (Jozua 15:41, Jozua 19:27).

De koningin des hemels.

Jeremia 7:18
De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden teneinde Mij te krenken.
Jeremia 44:17-19
maar wij zullen voorzeker doen alles wat wij uitgesproken hebben, en offers ontsteken voor de koningin des hemels en haar plengoffers brengen, zoals wij gedaan hebben, wij en onze vaderen, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem; toen hadden wij goed ons brood en waren gelukkig en zagen geen rampspoed. Maar sedert wij zijn opgehouden voor de koningin des hemels offers te ontsteken en haar plengoffers te brengen, hebben wij aan alles gebrek gehad en zijn wij door het zwaard en de honger omgekomen. Wanneer wij voor de koningin des hemels offers ontsteken en haar plengoffers brengen, is het dan buiten onze mannen om, dat wij voor haar offerkoeken naar haar beeld maken en haar plengoffers brengen?
Jeremia 44:25
Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Gij en uw vrouwen, gij hebt dat met uw mond uitgesproken en met uw handen volvoerd, wat gij daar zeidet: Voorzeker zullen wij de geloften volbrengen, die wij hebben afgelegd om voor de koningin des hemels offers te ontsteken en haar plengoffers te brengen. Doet uw geloften maar gestand en volbrengt uw geloften maar!