De sleutel­zin

In plaats van een kopje is het ook mogelijk de structuuraanwijzing harmonisch in de tekst op te nemen: de sleutelzin. Zo begint Lukas zijn evangelie als volgt.

Lukas 1:1-4
Aangezien velen getracht hebben een verhaal op te stellen over de zaken, die onder ons hun beslag hebben gekregen, gelijk ons hebben overgeleverd degenen, die van het begin aan ooggetuigen en dienaren van het woord geweest zijn, ben ook ik tot het besluit gekomen, na alles van meet aan nauwkeurig te hebben nagegaan, dit in geregelde orde voor u te boek te stellen, hoogedele Theofilus, opdat gij de betrouwbaarheid zoudt erkennen der zaken, waarvan gij onderricht zijt.

Hiermee maakt hij duidelijk wat de lezer kan verwachten: een nauwkeurig chronologisch verslag van de gebeurtenissen. En zijn tweede boek, Handelingen, begint hij met nogmaals een sleutel voor zijn evangelie.

Handelingen 1:1-3
Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Theofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren, tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft.

Het vers daarna is de eerste sleutel tot Handelingen.

Handelingen 1:4
En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij (zeide Hij) van Mij gehoord hebt.

De lezer verwacht nu een verhaal dat uitgaat van de ontvangst van die belofte — de Heilige Geest. Een paar verzen verder komt de sleutel op het gehele boek.

Handelingen 1:8
maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.

Lukas geeft hier de lijn van zijn verhaal aan: hij wil laten zien hoe de verspreiding van het Evangelie begint in het uiterste van Godgerichtheid: Jeruzalem (Handelingen 1:12-8:3), en via Judea en Samaria (Handelingen 8:4-11:18) de rest van de wereld bereikt (Handelingen 11:19-28:15), tot het uiterste van goddeloosheid toe: Rome (Handelingen 28:16-31), waar het Woord ook inderdaad vrijelijk gepredikt wordt. Handelingen 28:31 is dan ook het logische einde van het boek.

Die lijn kan in meer ronden uitgewerkt worden. In de volgende passage werkt Paulus, eerst met voorbeelden en dan principieel, Jezus' Godheid en mensheid uit.

Kolossenzen 1:15
Hij is (1) het beeld van de onzichtbare God, (2) de eerstgeborene der ganse schepping,
Kolossenzen 1:16-17
(1: Voorbeelden die aantonen dat Jezus God is.)
Kolossenzen 1:18
(2: Voorbeelden die aantonen dat Jezus als schepsel de eerste is.)
Kolossenzen 1:19-20
Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.
(Letterlijk: Want in Hem heeft het [God] behaagd (1) geheel de volheid te wonen, en (2) door Hem te verzoenen de alle [dingen] in Hem, vrede makend door het bloed van het kruis van Hem, [door Hem], hetzij de op de aarde [zijnden], hetzij de in de hemelen [zijnden].
Het „geheel de volheid te wonen” is een accusativus cum infinitivo; de betekenis is „dat geheel de volheid zou wonen”.)