Semantische godsbewijzen

Een semantisch godsbewijs redeneert uitgaande van het bestaan van betekenis. Betekenis is niet reducibel tot syntaxis, en bestaat dus buiten de puur syntactisch-mechanische wereld. De stelling van Pythagoras valt niet te vinden in het geheel van deeltjes dat het universum uitmaakt (al vallen talloze coderingen van die stelling daar wel te vinden), en moet dus daar buiten bestaan. Er is dus meer dan enkel de mechanica, en dit gegeven is het uitgangspunt van semantische godsbewijzen.

Een moderne versie is Robert Spaemanns argument: betekenis bestaat niet slechts in onze geesten. Immers, het feit dat ik dit gelezen zal hebben is tijdloos waar — zelfs als alle bewustzijn binnen het heelal zou vergaan. (Zo niet, dan zou de zin „Ik lees dit nu, maar er komt een moment dat het niet waar zal zijn dat ik dit gelezen zal hebben” waar zijn.) Als dat waar is, is er een eeuwig bewustzijn waarin het waar is, en dat is God. Welnu, we moeten wel geloven dat het futurum exactum tijdloos waar is, en dus in een eeuwige overtuiging geloven — geen schepsel, want de wereld vergaat, en dus God. (Achtergrond: absolute waarheid bestaat wellicht niet, slechts individuele, subjectieve overtuigingen.)

Een hieraan complementair argument gaat uit van de oneindige informatie-inhoud van de mogelijke kennis: ieder correct eindig systeem schiet te kort om al die kennis te vangen. Dit bewijst de alwetendheid van God, de drager van alle abstracte waarheid, en meer indirect Diens oneindigheid van ons uit gezien. Dit argument biedt een overgang naar de bewijzen gebaseerd op informatie-inhoud.

Tegenwerping (Deflatie van waarheid):
((Te doen: waarheid defleert, en daarmee wordt dit argument betekenisloos.))
Antwoord:
De „deflationary theory of truth” weerlegt Spaemanns argument niet, maar maakt het juist des te prangender — als we de indirectie via „waarheid” verwijderen krijgen we stellingen als: „Zo niet, dan zou ik dit nu lezen, maar zou er een moment komen dat ik dit niet gelezen zou hebben”, en zo voor alle plaatsen waar „waar” voorkomt.))