Behoren is niet reducibel tot zijn

Enkel uit het feit dat bepaalde zaken op een bepaalde manier zijn kan nooit worden afgeleid dat dezelfde of andere zaken op een bepaalde manier behoren te zijn. Hiertoe is namelijk ergens in de redenering een stap nodig die premissen van de vorm „Dit is zo”, en een conclusie van de vorm „Dit behoort zo te zijn” heeft. Minstens moet die redeneerregel al (uiteindelijk a priori) gegeven zijn.

Evenmin is het bestaan van ethiek reducibel tot ervaring.

In beide gevallen is er sprake van een introductieprobleem. Een groep mensen kan niet zinvol afspreken „Laten we ons aan onze afspraken gaan houden”, want waarom zou iemand zich aan die afspraak houden. Als de morele plicht afspraken te honoreren niet al bestaat zal deze afspraak die plicht niet doen ontstaan.

((Te doen, wellicht elders.)

Behoren is wel af te leiden uit authoriteit. Als een authoriteit mij beveelt iets te doen moet ik het doen. Daarmee verschuift de vraag naar wat authoriteit is en hoe het ontstaat. Is een transcendente geest een authoriteit? Als hij dat meent te zijn wel, natuurlijk.

Tegenwerping (Behoren kan uit zijn voortkomen):
Het is waar dat beweringen over wat behoort niet uit beweringen over wat is kunnen worden afgeleid. Daaruit volgt echter niet dat feiten omtrent behoren geen feiten omtrent zijn kunnen zijn. Wij kunnen ook geen beweringen over Christus afleiden uit beweringen over Jezus, maar de simpele toevoeging van de bewering „Jezus is Christus” overbrugt die kloof. Op gelijke wijze zouden er morele feiten in de wereld kunnen zijn, en een enkele bewering van de aard „X is een morele plicht” zou volstaan om uit zijnsbeweringen omtrent X morele beweringen af te leiden.
Antwoord:
Inderdaad zou een toegevoegde bewering van de aard „Als X is dan behoort Y” de kloof kunnen overbruggen — maar hoe zouden we aan zo'n bewering moeten komen? Dat is een petitio principii.
Tegenwerping Zede (niet uit God):
Behoren kan dan niet uit zijn worden afgeleid, maar daarmee kan het ook niet uit beweringen over hoe God is of wat Hij doet worden afgeleid.
Antwoord:
Daar God onfeilbaar is hebben we hier een extra redeneermiddel ter beschikking: „God meent X → X”. Het eerste is een zijnsbewering, maar X kan willekeurig welke bewering zijn, ook een morele: „God meent dat men behoort lief te hebben → men behoort lief te hebben” — en ziedaar een morele bewering die volgt uit een zijnsbewering.