Monisme

Het monisme heeft verschillende problemen, maar los daarvan is het strijdig met het immanentisme. Immers: het immanentisme leert dat de top van de transcendentiehiërarchie niet één- maar veelvoudig is (de hiërarchie is geen boom maar een bos), terwijl het monisme juist leert dat alles één is. Dat betekent dat alle zaken om mij heen één met mij zijn, en ik dus de top van de boom ben: het solipsisme.

Sterker nog, een waar monisme verenigt ook verticaal: ik ben niet onderscheiden van mijn droom, dus er is geen sprake van een hiërarchie — er is slechts één punt: het ik en alles.

Tegenwerping (Maja):
Ten diepste is alles één, maar in de praktijk laten we ons begoochelen door de illusie van onderscheid. De kunst is door die schijn heen te kijken, te begrijpen dat de veelheid slechts een drogbeeld, een zinsbegoocheling is.
Antwoord:
Die positie is onhoudbaar, want er is geen verschil tussen dit „ten diepste” en die praktijk. Pogingen tot bewustwording (meditatie, ascese, yoga) zijn ook zinloos: ten eerste is mediteren hetzelfde als niet mediteren, en zo voort, en ten tweede kunnen ze geen verandering te weeg brengen, want verandering vereist het bestaan van onderscheid. Alle diepzinnigheid die aan het monisme wordt besteed is dan ook feitelijk het bewijs dat men niet werkelijk in het monisme gelooft. Zie ook het moeitevol solipsisme.

Immanent wel mogelijk is een spiritueel monisme: de gedachte dat er op dit niveau geen andere geesten dan de mijne bestaan. Dat is geen solipsisme, want er bestaan wel geestloze zaken: als alle leven op mij na zou worden uitgeroeid zou een spiritueel monistische situatie kunnen ontstaan — aangenomen dat het immanentisme juist is. In het spiritueel monisme is de transcendentiehiërarchie weliswaar net als bij het solipsisme een boom met mij als wortel, maar die boom bestaat naast andere, stoffelijke, zaken.

((Een spiritueel monisme heet henonoëtisme.))