Absoluut idealisme

Het idealisme (het bijvoeglijk naamwoord „absoluut” wordt vaak toegevoegd om het van allerlei andere zaken die ook „idealisme” heten te onderscheiden) is de leer dat er vele geesten zijn, die allen delen in de ene absolute geest, welks gedachten de werkelijkheid vormen. Mijn geest benadert die absolute geest naarmate mijn gedachten daar meer mee overeenkomen, dat wil zeggen naarmate ik correcter en completer denk. ((Georg Wilhelm Friedrich Hegel.))

Tegenwerping (absoluut idealisme):
Het absoluut idealisme ondervangt de bezwaren tegen immanente wereldbeelden zonder een transcendente geest te hoeven aannemen of op het solipsisme terug te hoeven vallen.
Antwoord:
Het slaagt daar niet geheel in, want die absolute geest roept nog altijd het dilemma van de eenheid op: zowel ons (deels!) delen in die geest als het bestaan van verschillende gedachten in die geest zijn problematisch.
En wat is de status van onze onjuiste gedachten? Denkt de absolute geest die ook (omdat die gedachten qua gedachten een deel van de werkelijkheid zijn)? Dan verandert mijn denken die geest dus — maar in hoeverre is ze dan nog absoluut, als ze onderworpen blijkt aan mijn denken? ((Dezelfde vraag ook behandelen voor de transcendente geest.))

((Dit is lachwekkend versimpeld. Iets over dialectische logica toevoegen, de ontwikkeling waarbij de absolute geest zichzelf leert kennen, en dat die zelfkennis de enige kennis is.))

((Te doen.))

Er is veel meer immanent idealisme. Uit de empiricistische traditie komt de idee dat slechts waarnemingen werkelijk zijn (phanerisch idealisme), waaruit een soort solipsisme ontstaat: het niet erkennen van enige werkelijkheid buiten het zelf en de waarnemingen van dat zelf.