Commentaar op de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs

1 Korinthiërs 11:8-10
Deze verzen vormen een eenheid die terugverwijst naar de reden en het doel van de schepping van de vrouw, namelijk als ezer de man met diens lichamelijke lusten op het rechte pad te houden (Genesis 2:18).
1 Korinthiërs 11:10 behoeft dan ook niet met kunstgrepen gerelateerd te worden aan de sluierdiscussie.
Macht
Het woord εξουσια betekent „(legale, toegekende) macht, authoriteit”.
De normale vertaling luidt: daarom moet een vrouw macht hebben over het hoofd. Precies dezelfde constructie (εξουσιαν εχεν επι) komt voor in Openbaring 11:6z: ‚en zij hebben macht over de wateren’, Openbaring 14:18: ‚deze had macht over het vuur’, Openbaring 16:9: ‚die de macht heeft over deze plagen’, Openbaring 20:6m: ‚over dezen heeft de tweede dood geen macht’.
((De volgende verzen nog te controleren: zijn ze correct, en heb ik er nog over het hoofd gezien? Het woord komt voor in 93 verzen.))
Εξουσιαν εχεν betekent eenvoudig weg „macht hebben”, en komt behalve in bovenstaande verzen voor in Mattheüs 9:6, Marcus 2:10 en Lukas 5:24 (waar ook een επι in dezelfde verzen voorkomt, maar dat hoort bij vergeven, niet bij macht hebben, zoals de woordvolgorde bij Marcus toont); Mattheüs 7:29, Mattheüs 8:9, Marcus 1:22, Marcus 3:15, Lukas 7:8, Lukas 19:17, Johannes 10:18, Johannes 19:10 (2x), Johannes 19:11, Handelingen 9:14, Romeinen 9:21, 1 Korinthiërs 7:37, 1 Korinthiërs 9:4-6 (3x), 2 Thessalonicenzen 3:9, Hebreeën 13:10 (niet alle handschriften), Openbaring 9:3, Openbaring 11:6a, Openbaring 18:1.
Εξουσιαν επι, „macht over”, komt onder meer voor in Mattheüs 28:18, Lukas 9:1, Lukas 10:19, Openbaring 2:26, Openbaring 6:8, Openbaring 13:7, Openbaring 22:14. In Handelingen 26:18 hoort het επι (als voorvoegselherhaling) bij επιστρεφω.
Hoofd
Dit is de echtgenoot, volgens vers 3. Het betreft hier de ezer-macht van de vrouw over de man.
Engelen
Het woord αγγελος betekent „boodschapper”. Het kan om engelen gaan, maar ook om de voorgangers.
De redenering is dan deze: de vrouw is geschapen om de man met diens lichamelijke lusten op het rechte pad te houden (1 Korinthiërs 11:9), en dan moet ze natuurlijk niet — uitgerekend in een eredienst — mannen verleiden tot onreine gedachten. In het bijzonder als zij met onbedekt gelaat voorgaat (bidt of profeteert) gebeurt dat gemakkelijk (zeker in een cultuur waar dat ongebruikelijk is), en dat zou de voorgangers in het algemeen in discrediet brengen.
1 Korinthiërs 11:13-15
Hier blijkt dat Paulus' voorschrift betreffende haarlengte cultureel bepaald is. Allereerst de oproep om te oordelen op grond van het (door gewoonte gevormde) eigen gevoel, en daarna de basering op gegevens over haardracht die wel in Korinthe, maar niet wereldwijd gelden.
De betekenis is dus dat wij in ons uiterlijk niet zedenschokkend moeten zijn naar de heersende inzichten.
1 Korinthiërs 11:16
Letterlijk: „Maar indien iemand meent een ruzieliefhebber (φιλονεικος — het woord komt slechts hier voor) te zijn”.
1 Korinthiërs 14:33-34a
Het „zoals in alle gemeenten der heiligen” hoort waarschijnlijk bij vers 33, zoals ook vertaald in de Statenvertaling.
1 Korinthiërs 14:34z-35
Waarschijnlijk citeert Paulus hier een opinie uit de Korinthische kerk die hij vervolgens in 1 Korinthiërs 14:36 weerlegt. Redenen voor deze interpretatie zijn:
  1. Paulus gebruikt deze stijlfiguur (citaat+weerlegging) vaker, ook in deze brief: 1 Korinthiërs 1:12-13, 1 Korinthiërs 6:12a versus b, 1 Korinthiërs 6:13a versus b. In 1 Korinthiërs 10:23 gebruikt hij haar zelfs twee maal, met hetzelfde citaat.
  2. Paulus heeft juist daarvoor (1 Korinthiërs 14:26) gesteld dat iedereen iets moet bijdragen aan de bijeenkomst, hetgeen moeilijk gaat als de vrouwen moeten zwijgen. Verder heeft hij al eerder aangegeven dat vrouwen mogen bidden en profeteren, namelijk gesluierd (1 Korinthiërs 11:5).
  3. Vers 36 begint met het verwerpende η. De King-Jamesvertaling geeft dit goed weer: „What? Came the word of God out from you?”.
  4. Zoals ook de wet zegt: de Wet zegt niets van dien aard. (Misschien was er een wet in Korinthe die dit voorschreef.)
Met andere woorden: deze verzen weerleggen juist de verkeerde mening dat vrouwen zouden moeten zwijgen in de gemeente.
1 Korinthiërs 15:29
Één plausibele lezing is: „Wat is dan het profijt voor hen die zich laten dopen om straks bij hun doden te kunnen zijn?” — dit zou dan slaan op heidenen die zich na het sterven van een geliefde Christen laten dopen om eeuwig met haar of hem te kunnen zijn. De rust en het vertrouwen waarmee Christenen de dood in gingen werkte vaak sterk evangeliserend.