Commentaar op de brief van Paulus aan de Efeziërs

De eerste en laatste verzen vormen als het ware een paarzin, die aangeeft dat de hoofdthemata genade en vrede zijn.

Efeziërs 1:2
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
Efeziërs 4:26
Zon: wellicht Jezus, God. Dan is dus enkel „heilige toorn” geoorloofd.
Efeziërs 6:23-24
Vrede zij de broeders en liefde met geloof, van God, de Vader, en van de Here Jezus Christus. De genade zij met allen, die onze Here Jezus Christus onvergankelijk liefhebben.

Het thema van de vrede Gods wordt uitgewerkt aan de hand van de strijd die wij te voeren hebben; deze is tegen de machten der hemelse gewesten (Efeziërs 6:12), en voor die strijd worden ons twee middelen gegeven, de geestelijke wapenrusting (Efeziërs 6:11, Efeziërs 6:13) en het gebed (Efeziërs 6:18). Ook over onze vijand en hun domein heeft Paulus het een en ander te zeggen. Over de hemelse en aardse gewesten wordt onder die naam nergens anders in het Nieuwe Testament geschreven dan hier (Efeziërs 1:3, Efeziërs 1:20, Efeziërs 2:6, Efeziërs 4:9), en ook de boze machten daarin worden besproken (Efeziërs 1:21, Efeziërs 2:2).

De overwinning ligt in de gemeente (Efeziërs 3:10), die dan ook één moet zijn (Efeziërs 2:13-22, Efeziërs 3:18, Efeziërs 4:1-16) — vandaar dan ook een vers als Efeziërs 3:21, en de gemeentevergelijkingen in Efeziërs 5:23 en Efeziërs 5:25-32. Ook ons gebed moet inclusief zijn, niet alleen voor onszelf (Efeziërs 6:18z).

Het woord ‚genade’ komt maar liefst 11x voor in de brief, plus nog éénmaal ‚genadegave’.