Plaatsnamen met „Beth” in Benjamins erfdeel

Jozua 15:6
de grens liep op naar Beth-Hogla, liep noordelijk van Beth-Araba, en dan liep de grens op naar de rots van Bohan, de zoon van Ruben;
Jozua 18:21-22
De steden nu van de stam der Benjaminieten naar hun geslachten waren: Jericho, Beth-Hogla, Emek-Keziz, Beth-Araba, Zemaraïm, Bethel,
Beth-Araba
„Woestijnhuis”, Jozua 15:61, Jozua 18:18.
Bethel
„Huis van God” 62-64x. ((Nog uit te werken.)) Oorspronkelijk Luz (Richteren 1:22-23Genesis 28:19, Genesis 35:6, Genesis 48:3, Jozua 16:2, Jozua 18:13. Zie ook Richteren 1:26), maar heette wellicht al Bethel toen Abraham kwam (Genesis 12:8).
Beth-Hogla
„Patrijzenhuis” Jozua 18:19.