Aandacht als kijken en zien

Op die wijze zag David God.

Psalmen 16:8
Ik stel mij de Here bestendig voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand staat, wankel ik niet.
Psalmen 17:15
Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld.
Handelingen 2:25
Want David zegt van Hem: Ik zag de Here te allen tijde voor mij; want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou.

De betekenis blijkt uit de volgende parallel.

Hebreeën 12:2-3
Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt.
Job 16:20
Ook al bespotten mij mijn vrienden, nochtans richt zich mijn oog schreiend op God,
Hebreeën 3:1
Daarom, heilige broeders, deelgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus,

In die betekenis wordt ook over Gods oog gesproken.

Ezra 5:5
Doch het oog van hun God rustte op de oudsten der Judeeërs, zodat zij hen de arbeid niet deden staken,
Job 14:3
En op zulk een vestigt Gij nog uw oog; Gij daagt mij voor U in het gericht.
Psalmen 31:23
Terwijl ik in mijn angst dacht: ik ben verbannen uit uw oog; hebt Gij voorwaar mijn luide smekingen gehoord, toen ik tot U riep om hulp.
Psalmen 32:8z
Ik raad u; mijn oog is op u.
Psalmen 33:18
Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen,
Psalmen 50:21z
Ik wil u berispen en het u onder het oog brengen.
Jeremia 24:6a
Ik zal mijn oog op hen slaan, ten goede,
Amos 9:4z
Zo richt Ik op hen mijn oog, ten kwade en niet ten goede.
Zacharia 9:1z
want de Here slaat het oog op andere mensen zowel als op alle stammen van Israël;

Het beeld wordt ook gebruikt in aardse context.

Ruth 2:10z
Waarom betoont gij mij uw gunst, dat gij uw oog slaat op mij, hoewel ik een vreemdelinge ben?
Ruth 2:19m
Gezegend zij hij, die zijn oog op u heeft geslagen!
Job 36:9
dan brengt Hij hun hun daden onder het oog en hun overtredingen, omdat zij overmoedig handelen,
Jeremia 22:17
Maar gij hebt enkel oog en hart voor uw onrechtmatig gewin en voor het vergieten van onschuldig bloed, voor het begaan van onderdrukking en geweld.
Ezechiël 19:11z
Een daarvan schoot ver omhoog boven de dichte twijgen uit en viel in het oog door zijn hoogte zijn welige ranken.
Hebreeën 11:26
en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding.

(Grieks nakijken: ‚met het oog op’, ‚voor het oog van’; Mattheüs 23:5; Romeinen 16:17.)