Immanente identiteitꜛ
((Uitwerken. Identiteit van dingen versus identiteit van personen, wezens))
Wat maakt dat ik nu dezelfde persoon ben als ik in het verleden of ik in de toekomst? Eric T.Olsonꜛ laat zien hoe problematisch deze vraag is. (Anderen hadden al eerder vergelijkbare argumenten gegeven.)
Het argument draait om het feit dat ik een bewust wezen ben, en dat ik zonder mijn rechterhand nog steeds een bewust wezen zou zijn. De fysieke constellatie „ik behoudens mijn rechterhand” bestaat op dit moment al. Stel dat ik in een gesloten telefooncel sta, dan bevindt mijn rechterhand zich ook in die telefooncel — maar als dat zo is bevindt mijn onthande ik zich ook in die telefooncel. Dat onthande ik is zonder de aangehechte rechterhand niet levensvatbaar, maar het is onwaarschijnlijk dat de aanpassing (afhechten) die mijn onthande ik levensvatbaar maakt invloed zou hebben op de aanwezigheid van bewustzijn. (De invloed op de inhoud van dat bewustzijn is wellicht groter, maar dat is hier niet relevant.)
We zien dus dat zowel mijn complete ik als mijn onthande ik (en mijn ontneusde ik, mijn ont-grote-teende ik, en talloze andere incomplete versies van mij) bewust zijn. Die telefooncel bevat talloze bewuste wezens.
En als ik echt mijn rechterhand zou verliezen worden twee bewuste wezens (mijn complete ik en mijn onthande ik) opeens één bewust wezen. Of misschien worden we dan wel twee fysiek samenvallende wezens. Maar als dat laatste zo is, wie zegt mij dan dat er niet ook nu al talloze met mijn lichaam samenvallende wezens zijn?
En als dit geldt voor wezens die minder zijn dan ik, hoe zit het dan met wezens die mij omvatten? Ik plus mijn linkersok, ik plus mijn bril, ik plus mijn kunstmatige hartklep, ‥
Een immanent wereldbeeld kan niet kiezen tussen al die wezens, kan niet verklaren waarom juist ik een persoon ben.
((Waarschijnlijk is het argument sterker met nagels die geknipt worden. Totale levensvatbaarheid, en iedereen kent het verschijnsel „nagels knippen”.
Dat die andere wezens geen (normale) personen zijn is eenvoudig na te gaan door te vragen. Ik zal ontkennen dat mijn sokken, maar bevestigen dat mijn handen deel van mij uitmaken. Geen van die andere wezens zal een correcte zelfbeschrijving geven.))
((Te doen.))
Paradox van de Argoꜛ (en van ons lichaam waarvan de samenstelling steeds verandert) en andere identiteitsparadoxenꜛ. Ook de materiegebondenheid van onze geest valt hieronder: als ons brein van samenstelling verandert, als bepaalde neuronen sterven en nieuwe (met andere verbindingen!) worden aangemaakt — blijf ik dan ik, blijft er sprake van hetzelfde bewustzijn?
- A.Zuboffꜛ stelt zich in One self: The logic of experienceꜛ (Inquiryꜛ 33, pp.39-68) twee identieke breinen voor, waarvan hij delen uitwisselt, en concludeert dat er geen meervoudig identiek bewustzijn kan bestaan. Niklas Boströmꜛ inventariseert in Quantity of experience: brain-duplication and degrees of consciousnessꜛ de ongewenste gevolgen als dat waar zou zijn, en komt tot de slotsom dat fracties van bewustzijnen kunnen bestaan.
- Daniel Clement Dennett IIIꜛ trekt de logische consequentie uit het immanentisme, en komt tot een (ondanks zijn bezwering van het tegendeel onhoudbare) overtuiging dat we geen wezenlijk bewustzijn hebben — dat denken we maar. Feitelijk is zijn positie die van de monniken uit hoofdstuk 5 van Douglas Adams'ꜛ Life, the Universe and Everythingꜛ, die geloofden dat „the Universe was only a figment of its own imagination” — maar dan toegepast op het bewustzijn.
- De wijsgeer Julian Bagginiꜛ probeert identiteit te behouden, niet als ding maar als proces. Wij kunnen ons zelf vormgeven, en zijn niet gebonden door „hoe we nu eenmaal zijn”. De denkfout is natuurlijk dat ons huidige zelf plus de omstandigheden bepaalt hoe we dit toekomstige zelf vormgeven, dus we hebben geen vrije keuze.
- Psychologen als Thomas Metzingerꜛ, Bruce Hoodꜛ, of Susan Blackmoreꜛ erkennen dat binnen zulk een wereldbeeld identiteit een illusie moet zijn.
- Tegenwerping (Complexe identiteitꜛ):
- Toen men oneindige verzamelingen leerden kennen bleek dat een begrip als „grootte” ingewikkelder was dan men gemeend had. Elementen uit een verzameling verwijderen maakt die verzameling niet altijd kleiner. Dat wil niet zeggen dat „grootte” een onhoudbaar begrip is; enkel dat het niet met onze naïeve ideeën overeenkomt. Evenzo blijkt nu dat wij een samengestelde eigenheidꜛ hebben — dat identiteit niet zo eenvoudig is als men meende. Twee toekomstige personen kunnen hun identiteit delen met één verleden persoon, zonder die identiteit ook met elkaar te delen. Identiteit is dus niet transitief afsluitbaar. Evenzo kan wellicht één toekomstige persoon identiek zijn aan verschillende, onderling niet identieke, verleden personen. We zullen gewoon een diepgaander theorie van identiteit moeten ontwikkelen, die de huidige als grensgeval heeft.
- Antwoord:
- Het zal zeker mogelijk (en niet eens zo moeilijk) zijn een eigenschap te definiëren die aan die voorwaarden voldoet — maar waarom zou die eigenschap de essentie van identiteit vangen? Stel dat mijn breintoestand wordt uitgelezen en opgeslagen. Later wordt die toestand (mogelijk met wat schrijffoutjes) ingelezen in een ander brein. Los daarvan wordt een derde brein gevuld met lukrake informatie — die bij toeval identiek is aan bij mij uitgelezen gegevens. Heeft dan dat tweede brein wel, en het derde niet mijn identiteit?
- ((Laten zien dat identiteit hier hooguit tot informatie-identiteitꜛ kan worden gereduceerd, met mogelijk een gradatie van identiteit bij kleine verschillen.))
Als een mens kan voortbestaan als twee mensen (teleklonerenꜛ zonder vernietiging) of al één mens (telekloneren met vernietiging, of mundaan voortbestaan), en beide probleemloos zijn — waarom is dan het voortbestaan als nul mensen problematisch (vernietiging zonder telekloneren)?
Rede vergt die eenheid, in ruimte en tijd: verschillende ideeën worden gecombineerd, en als één begrepen. Vergelijk dit met een computer, die gedragsmatig identiek kan zijn, maar enkel door nooit die eenheid te bereiken, dat wil zeggen: enkel door niet bewust te zijn.
Peter van Inwagenꜛ:
- Als mijn breinpatronen in twee nieuwe wezens worden geinstalleerd, één in hemelse en één in helse omstandigheden, waarnaar mogen we dan uitkijken? Er wordt geen identiteit overgedragen, ook al zouden beide wezens menen van wel — áls ze bewust zouden zijn. Ze zullen (als zombies) claimen van wel. Een materialist zal „ik” moeten laten verwijzen naar het (oorspronkelijke) lichaam.