Zingevoel

Wij laten ons vaak door affectie leiden tot zingeving, en door het eerder gevoelsoordeel tot het volharden in onze zingevingskeuze. Als wij ooit getroffen zijn door een lief dier kunnen wij het zorgen voor dat dier en soortgenoten als zingeving kiezen. Ook als we later horen dat de uitbreiding van die diersoort kwalijke gevolgen heeft zullen we gemakkelijk volharden in die keuze, en de gevoelswaarde van, bijvoorbeeld, prooidieren van dat dier verminderen. En zo kan de één pogen fraaie zeldzame libellen te redden, en de ander hun larven gebruiken als aas bij het vissen ten behoeve van zijn kat.

Katten vormen overigens een mooi voorbeeld van dit verschijnsel. Ze wekken affectie op, maar doen dingen met hun prooien waarvoor mensen wegens dierenmishandeling de gevangenis in zouden gaan. Wie eenmaal voor die kat gekozen heeft laat die keuze niet gauw meer los, ook niet als hij ontdekt wat dat aanhalige beestje allemaal voor wreedheid uithaalt.

Zingeving is op zich een voorbeeld van een dieper psychologisch mechanisme: we hebben behoefte aan zin, en als we geen zin zien, of de zin die er is niet erkennen gaan we zelf zingeven — zoals een rhesusaapje zonder moeder zich des noods aan een kippengazen substituutmoeder zal vastklampen bij behoefte aan een „gij” en in dat substituut ook een „gij” zal pogen te zien. Als met het kind met haar pop, is de „fout” uitwijzen niet zinvol. Wel zinvol is uit te zoeken wat het ware object is waartoe die behoefte bestaat: het aapje heeft geen behoefte zijn substituut afgenomen te worden, maar een echte moeder te leren kennen.